2.1. Missie, visie en doelstellingen
Vooraf: wie we zijn
"PostNL heeft samen met FNV, CNV en BVPP het pensioen voor de postbodes, pakketbezorgers, postsorteerders en mensen van het hoofdkantoor al sinds 1989 bij Pensioenfonds PostNL ondergebracht. Sociale partners van PostNL hebben bewust gekozen voor ons als eigen ondernemingspensioenfonds. Op die manier hebben sociale partners van PostNL invloed en zeggenschap over de uitvoering van de pensioenregeling. Het pensioenfonds heeft zo een eigen bij PostNL passende identiteit, die zich kenmerkt door betrouwbaarheid en betrokkenheid. Het pensioenfonds weet wat voor vragen op pensioengebied er leven bij de (voormalige) werknemers van PostNL. De verbondenheid, het onderlinge vertrouwen en de wederzijdse loyaliteit tussen PostNL, de betrokken werknemersorganisaties, alle andere betrokkenen en het pensioenfonds zijn daardoor groot."
Missie
"Wij zijn er om voor jou, als deelnemer, gewezen deelnemer of pensioengerechtigde, (voormalige) werknemer van PostNL, een betrouwbaar pensioen te verzorgen."
Visie
"Een betrouwbaar pensioen, dat betekent dat je op ons kunt rekenen voor:
- een uitgekiende balans tussen enerzijds een zo koopkrachtig mogelijk en anderzijds een zo stabiel mogelijk pensioen;
- eenvoudige, heldere communicatie en gepersonaliseerde keuzebegeleiding;
- duurzaam handelen met als focus klimaatactie en goede gezondheid en welzijn;
- efficiënte uitvoering van de door sociale partners afgesproken regeling."
Doelen
"Onze doelen zijn dan ook:
- de ingelegde premies zo beleggen dat deze, binnen de risicohouding van het fonds, maximaal financieel renderen voor een betrouwbaar pensioen. Daartoe beleggen we volgens onze beleggingsovertuigingen*;
- voor elkaar krijgen van maatschappelijke impact. Wij doen er alles aan om zo te beleggen dat de doelen uit het Klimaatakkoord van Parijs uit 2015 haalbaar blijven zover dat binnen onze macht ligt. Dit betekent dat we de “Paris Aligned Benchmark”(hierna: PAB) overtreffen;
- jou inzicht geven in je pensioen, zorgen dat je verwachtingen realistisch zijn en dat je weet wanneer en hoe je in actie moet komen. En dat je makkelijk met ons in contact kunt komen;
- realiseren van kloppend pensioenbeheer en afgewogen vermogensbeheer tegen lage kosten. Dit doen we door uitbesteding bij zorgvuldig gekozen partijen. Die partijen sturen we actief aan en controleren we voortdurend.
Bij al onze doelen wegen we goed af welke risico’s ervoor nodig zijn en hoe we deze risico’s zo klein mogelijk kunnen houden.
* Onze beleggingsovertuigingen: 1. Beleggingsrisico nemen loont; 2. Diversificatie voegt waarde toe; 3. Eenvoud als vertrekpunt; 4. Passief beheer, tenzij actief naar verwachting meer oplevert; 5. Het voegt waarde toe om de eerste te zijn; 6. Maatschappelijk beleggen verlaagt het risicoprofiel."
2.2. Meerjarenbeleid en jaarplan 2024
Het pensioenfonds heeft eind 2022 een meerjarenbeleidsplan 2023 – 2028 opgesteld. Het pensioenfonds heeft vastgesteld dat de grootste uitdaging voor de komende jaren de voorbereiding op de pensioenhervorming is. In het plan zijn de belangrijkste meerjarendoelen:
- Het pensioenfonds voert per 1 april 2026 de door sociale partners gekozen en door het pensioenfonds verder technisch ingevulde nieuwe regeling in. In 2028 werkt deze tot volle tevredenheid van alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
- In 2028 heeft het pensioenfonds vastgesteld dat het de uitvoering van het pensioenbeheer aan de juiste pensioenuitvoeringsorganisatie (PUO) heeft toevertrouwd.
- De uitvoeringskosten voor pensioenbeheer liggen in 2028 net als nu lager dan het gemiddelde van ondernemingspensioenfondsen met een vergelijkbare omvang van ca. 100.000 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. De fiduciaire kosten liggen maximaal op het niveau van het gemiddelde van fondsen met vergelijkbare assetcategorieën.
- In 2028 heeft het pensioenfonds de PAB voor alle asset categorieën overtroffen en is er meetbare impact bij de twee United Nations Social Development Goals (hierna SDG’s), klimaatactie en goede gezondheid en welzijn.
- In 2028 hebben sociale partners nog steeds alle vertrouwen in het pensioenfonds, blijkend uit het gegeven dat zij de pensioenvoorziening met overtuiging bij het fonds blijven onderbrengen.
Het pensioenfonds heeft voor 2024 een strategisch jaarplan opgesteld, waarin het beschreef wat het in 2024 wilde doen om de doelen voor 2028 waar te maken. De volgende speerpunten zijn hieronder nader uitgewerkt:
- de pensioenhervorming, zowel besluitvorming als implementatie;
- uitwerking en in gang zetten plan van aanpak klantbediening en keuzebegeleiding;
- doorontwikkeling inrichting bestuur en bestuursbureau.
1. Pensioenhervorming: besluitvorming
Bestuur en sociale partners hebben in de eerste helft van 2024 het transitieplan afgerond. Met grote dank aan de inzet van alle partijen is dit een groot succes te noemen en een belangrijke mijlpaal in de pensioenhervorming. In het transitieplan worden keuzes gemaakt voor de solidaire premieregeling en het invaren. Er zijn afspraken gemaakt voor veel bijzondere doelgroepen, is op basis van een tweede risicopreferentieonderzoek de risicohouding vastgesteld. Ook is de evenwichtigheid door het bestuur, het Verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht en sociale partners beoordeeld.
De tweede helft van 2024 hebben bestuur en sociale partners gewerkt aan het implementatieplan, inclusief invaarsjabloon en communicatieplan en de opdrachtaanvaarding.
Het bestuur heeft een partiële indiening bij De Nederlandsche Bank (DNB) gedaan voor de onderdelen risicohouding en solidaire premieregeling. DNB heeft net na het verslagjaar een overwegend positieve beoordeling gegeven.
Het bestuur heeft een uitvoeringstoets van het transitieplan laten doen. Het fonds heeft samen met PUO TKP Pensioen (TKP) vastgesteld dat de nieuwe regeling geheel aan de basispropositie van TKP voldoet. In december heeft het bestuur het communicatieplan vastgesteld.
In december 2024 heeft het bestuur geconstateerd dat uitstel van de transitiedatum onontkoombaar is. Het bestuur heeft hierover begin 2025 verder met sociale partners en TKP gesproken. De nieuwe streefdatum voor de transitie wordt 1 april 2026.
Aanwijzing DNB
Tussen sociale partners en het fonds is eind 2023 een tripartiteovereenkomst gesloten met afspraken over onder andere uitgangspunten bij inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen (Wtp). In de loop van 2023 is een verschil van inzicht ontstaan tussen DNB en het pensioenfonds omtrent de juridische toepassing bij een onderdeel van deze overeenkomst. Aan het eind van het vorige verslagjaar, op 21 december 2023, heeft DNB een aanwijzing gegeven hierover. In de eerste helft van 2024 hebben partijen daarom in overleg met DNB een aanvullende afspraak gemaakt op de tripartite overeenkomst, waarmee de aanwijzing is opgevolgd.
Onderdeel van de aanvullende afspraak is dat de vordering op de werkgever PostNL van 20,3 miljoen euro gehandhaafd blijft. Inlossen van de vordering zal naar verwachting in 2026 plaatsvinden.
Daarmee geeft het pensioenfonds gevolg aan de aanwijzing van DNB. DNB heeft ook bevestigd dat de aanwijzing is opgevolgd. Uiteindelijk is deze aanwijzing op 26 november 2024 gepubliceerd.
Pensioenhervorming: implementatie
Het pensioenfonds heeft voor de implementatie medio 2022 een intentieovereenkomst met de PUO TKP, gesloten over gezamenlijke doelen en werkwijze bij de voorbereiding van de implementatie. In 2024 zijn de gemeenschappelijke stuurgroep en projectgroep periodiek bij elkaar gekomen om de voortgang, kosten en risico’s structureel te monitoren. Het programma Wtp bij TKP loopt echter vertraging op, waardoor de transitieplanning van alle klanten doorgeschoven moet worden. Aandeel in deze vertraging is mede de overstap van TKP op een nieuw platform, Plexus van Keylane. Najaar 2024 heeft TKP aan het pensioenfonds laten weten dat TKP het een te groot risico acht als er naast een bedrijfstakpensioenfonds ook een ondernemingspensioenfonds per 1 januari 2026 bij TKP de transitie doormaakt
Het pensioenfonds heeft in 2022 een intentieovereenkomst met TKP gesloten over de aanpak van de voorbereiding van de transitie naar de solidaire premieregeling. Het fonds wilde deze medio 2024 omzetten in een transitieovereenkomst. In de ogen van het fonds zou dit mogelijk zijn zodra de specificaties uit het transitieplan bekend zijn en als de producten- en dienstencatalogus van TKP is afgerond. Na de uitvoeringstoets, waaruit blijkt dat de nieuwe regeling geheel aan de basispropositie van TKP voldoet is, aan beide voorwaarden voldaan. De transitieovereenkomst bevindt zich in de afrondende fase.
Met het oog op de aanpassingen van de pensioenregeling op basis van de pensioenhervorming is het extra van belang dat de datakwaliteit van de pensioenadministratie op orde is. Het is belangrijk dat de (historische) data van alle deelnemers, vaak opgebouwd gedurende een hele lange periode, juist zijn. Met name bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel is het van groot belang dat alle data accuraat zijn. Het pensioenfonds is samen met TKP in de loop van 2023 van start gegaan met de analyse van de datakwaliteit. Het pensioenfonds heeft de risico-inventarisatie afgerond. Data-analyses en deelwaarnemingen inclusief rapportage en besluitvorming over benodigde herstelacties hebben deels plaatsgevonden.
Daarnaast moet het pensioenfonds voor de uitvoering van de solidaire premieregeling de pensioenadministratie bij TKP koppelen aan de administratie van de beleggingen (bij BNP Paribas als custodian). Het bestuur is samen met TKP en BNP Paribas voorbereidingen aan het treffen met het inrichten van de infrastructuur om deze koppeling goed te laten verlopen.
2. Uitwerking en in gang zetten plan van aanpak klantbediening en keuzebegeleiding
Het pensioenfonds heeft een ambitie op het gebied van klantbediening geformuleerd en vervolgens een plan van aanpak gemaakt om deze ambitie te realiseren.
Het pensioenfonds wil de overgrote meerderheid van de vragen van deelnemers geautomatiseerd beantwoorden en in aanvulling persoonlijke interacties voor bijzondere situaties mogelijk maken. Het pensioenfonds denkt dat in deze tijden van digitalisering menselijk contact het verschil maakt, en dat menselijk contact vooral daar van belang is waar een deelnemer sterke emoties ervaart en waar meer dan gemiddeld behoefte is aan zekerheid en duidelijkheid. De keuze is daarom primair voor optimalisering van de klantreizen “mijn partner overlijdt”, “ik ben arbeidsongeschikt geworden”, “ik ga scheiden” en “ik heb een klacht”. In 2024 is het fonds hiermee aan de slag gegaan.
3. Doorontwikkeling inrichting bestuur en bestuursbureau
In 2024 is het bestuursbureau uitgebreid met een manager beleggingen. Sinds augustus 2024 zijn er geen vacatures meer.
De evaluatie van de nieuwe inrichting van de risicofunctie en auditfunctie, in de vorm van sleutelfunctiehouders, is onderwerp van de zelfevaluatie 2024 geweest. Over de nieuwe inrichting is het bestuur tevreden.
2.3. Risicobeheersing
Intro
Het pensioenfonds heeft de organisatie zo ingericht dat sprake is van een beheerste en integere bedrijfsvoering. Risicobeheersing is hiervan een belangrijk onderdeel. Het doel is beheersing van de risico’s die het realiseren van onze missie, visie en doelstellingen kunnen bedreigen. Onderstaand volgt een toelichting op de governance van de risicobeheersing, de inventarisatie van de risico’s, het risicomanagementproces en de risicobereidheid. Daarnaast wordt ingegaan op de belangrijkste risicomanagementontwikkelingen in 2024 en wordt vooruitgekeken naar 2025.
2.3.1. Integraal risicomanagement
Om een beheerste en integere bedrijfsvoering te borgen hanteert het pensioenfonds een Raamwerk Integraal Risicomanagement (IRM). Dit wordt onderstaand toegelicht.
Risicostrategie en risicobereidheid
De risicostrategie is gericht op het beheersen van risico’s, zodanig dat de strategische doelstellingen van het pensioenfonds zo efficiënt mogelijk gerealiseerd kunnen worden binnen de risicobereidheid van het pensioenfonds. De risicobereidheid geeft aan welke risico’s het pensioenfonds bereid is te nemen bij het behalen van de doelstellingen. De risicobereidheid is richtinggevend voor de wijze waarop het bestuur omgaat met risico’s en vormt de referentie bij het bepalen of netto risico’s aanvaardbaar zijn.
Om de risicostrategie actueel te houden monitort het pensioenfonds externe ontwikkelingen actief en signaleert zo tijdig ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op strategische doelen, risico’s en beleidsmatige uitgangspunten zoals de grondslagen voor waardering van pensioenverplichtingen en premiestelling.
In het belang van de deelnemers streeft het bestuur naar een goed beleggingsrendement en neemt daarbij bewust een beleggingsrisico dat past bij de gewenste zekerheden voor nakoming van de pensioenverplichtingen, inclusief de indexatieambitie.
Het bestuur heeft het voornemen om in 2026 de opgebouwde pensioenen om te zetten naar de door sociale partners bepaalde solidaire premieregeling (SPR). Het bestuur heeft besloten de afdekking van het renterisico in 2024 te verhogen tot 100% van de pensioenverplichtingen. Dit geeft aanzienlijke extra zekerheid, meer dan 95%, dat de dekkingsgraad voldoende zal zijn om succesvol in te kunnen varen. Vanwege deze wijziging in het beleggingsbeleid is een haalbaarheidstoets uitgevoerd naar de stand van eind maart 2024. Deze toets geeft inzicht in de samenhang tussen de financiële opzet, het verwachte pensioenresultaat en de risico’s die daarbij gelden. Deze toets had de volgende uitkomsten die bevestigden dat de beleidswijziging past bij de risicohouding van het pensioenfonds:
- Vastgestelde ondergrens: 80%.
- Ondergrens verwacht pensioenresultaat vanuit evenwichtssituatie: 95%.
- Ondergrens verwacht pensioenresultaat vanuit feitelijke situatie eind maart 2024 (actuele dekkingsgraad 131%): 99%.
- Vastgestelde maximale afwijking bij slechtweer scenario: 35%.
- Huidige maximale afwijking van het pensioenresultaat in slechtweer situatie: 31%.
Voor de overige risico’s zoals operationeel en imagorisico streeft het pensioenfonds naar een laag risico, met een balans tussen de kosten van de maatregelen en de verlaging van de risico's.
Risicogovernance
Het pensioenfonds heeft de risicogovernance ingericht op basis van het drielijnenmodel. Het risicomanagement is hiermee verankerd in de organisatiestructuur van bestuur en commissies, waarbij het bestuur de eindverantwoordelijkheid heeft. De eerste lijn draagt zorg voor de uitvoering van het beleid en de beheersing van de daarmee verbonden risico’s en wordt gevormd door het dagelijks bestuur, de financiële commissie, de beleggingscommissie, de pensioen- en communicatiecommissie en het bestuursbureau. De tweede lijn omvat de sleutelfunctiehouder risicobeheer, de sleutelfunctiehouder actuarieel en de compliance officer ondersteund door de risicomanager van het bestuursbureau. De tweede lijn faciliteert de eerste lijn in de uitvoering van risicoanalyses, draagt richtlijnen en standaarden voor risicomanagement aan en geeft gevraagd en ongevraagd advies. De derde lijn toetst de inrichting en werking van het IRM en geeft daarover een objectief, onafhankelijk oordeel met mogelijkheden tot verbetering. De derde lijn wordt gevormd door de sleutelfunctiehouder interne audit ondersteund door de sleutelfunctievervuller.
Risicotaxonomie
Het pensioenfonds heeft op basis van onderzoek en analyses de relevante risico’s voor de strategische doelen onderkend en ingedeeld in financiële en niet- financiële risico’s. Deze groepen zijn onderverdeeld in hoofdrisico’s die verder zijn uitgewerkt in risico-items.
Risicobeleid
De uitwerking van de (hoofd)risico’s en de beheersdoelstellingen heeft het pensioenfonds opgenomen in het risicobeleid. In dat beleid is de risicobereidheid vertaald naar indicatoren en limieten. Met het operationele risicomanagement van het pensioenfonds borgt het de realisatie van de indicatoren en limieten.
Risicocultuur
Een adequate risicocultuur draagt bij aan de effectiviteit van het risicomanagement. Het pensioenfonds streeft naar een cultuur van transparantie, risicobewustzijn, samenwerking en eigenaarschap. Dit krijgt aandacht bij de samenstelling van het bestuur, bestuursvergaderingen, belangenafwegingen bij bestuursbesluiten, invulling van studiedagen van het bestuur en de beoordeling van dienstverleners. Het bestuursbureau speelt hierbij een rol.
Risicomanagement proces
Bij het pensioenfonds is risicomanagement een continu proces, gebaseerd op de plan-do-check-act cyclus. De sleutelfunctiehouder risicobeheer, ondersteund door het bestuursbureau, begeleidt en monitort het risicomanagementproces bij het pensioenfonds en bij de uitbestedingspartners. Periodiek vinden risk-to-risk bijeenkomsten plaats met de belangrijkste uitbestedingspartijen om het risicobeeld en de risicobeheersing aldaar te bespreken.
2.3.2. Instrumenten en technieken
Eigen risicobeoordeling
Met de Eigen Risicobeoordeling (ERB) verkrijgt het pensioenfonds inzicht in de invloed van externe en interne ontwikkelingen op de risico’s voor het pensioenfonds. Aan de hand van een analyse van de relevante ontwikkelingen evalueert en actualiseert het bestuur het bedrijfsmodel en de strategie met stresstests. Verder wordt met de ERB de effectiviteit risicomanagement beoordeeld. In 2024 heeft het bestuur een ERB uitgevoerd waarvan de conclusies zijn gedeeld met DNB en de Raad van Toezicht van het pensioenfonds. De conclusie van de ERB is dat het risicobeheer van het pensioenfonds toereikend is.
Risk self assessment
Jaarlijks brengt het pensioenfonds met een Risk Self Assessment (RSA) de belangrijkste risico’s voor de strategische doelen in beeld en de effecten van de gekozen risicobeheersing. Zo brengt het pensioenfonds de risico’s binnen de risicobereidheid en worden de doelen, de risico’s en de voor de risico’s bestemde buffers op elkaar afgestemd. Voor beleggingsrisico’s maakt het bestuur gebruik van scenario-analyses in de vorm van Asset Liability Management (ALM)-studies.
Systematische integriteitsrisicoanalyse
Jaarlijks analyseert het pensioenfonds in een Systematische Integriteitrisicoanalyse (SIRA) de integriteitsrisico’s die het pensioenfonds loopt of kan lopen.
Risicoparagraaf en risico-opinie
Beleidsvoorstellen aan het bestuur bevatten een risicoparagraaf. In deze paragraaf wordt aangegeven wat de risico-gevolgen van het voorstel zijn. Voor zover nodig worden tevens aanvullende beheersmaatregelen beschreven. De sleutelfunctiehouder risicobeheer voert een review uit op de voorstellen en geeft bij nieuw beleid, beleidswijzigingen en belangrijke andere besluiten een risico-opinie die onderdeel wordt van het voorstel.
Risicokaarten
De verantwoordelijke commissies leggen de risico’s uit de taxonomie en de bijbehorende beheersmaatregelen vast in risicokaarten. In deze kaarten staan de scores van het bruto risico, netto risico en de risicobereidheid. De tweede lijn voert een review uit op de risicokaarten en monitort de uitvoering van de beheersmaatregelen.
Beleid, uitbesteding en monitoring
De doelen uit de strategie en de beheersmaatregelen zijn in beleid concreet gemaakt in indicatoren en limieten. Deze indicatoren en limieten zijn onderdeel van de uitbesteding van het pensioen- en vermogensbeheer en de vermogensbewaring. De dienstverleners rapporteren over deze indicatoren aangevuld met onafhankelijke bevestiging hiervan. Het pensioenfonds beoordeelt hiernaast incidentenrapportages van dienstverleners, inclusief analyses en eventuele verbetermaatregelen.
Risicorapportage
Ieder kwartaal levert de sleutelfunctiehouder Risicobeheer een risicorapportage op. De rapportage bespreekt het bestuur.
Programma’s en projecten
Grote veranderingen worden programma- of projectmatig aangepakt. Programma’s en projecten krijgen een separaat risicomanagement. Het belangrijkste programma is momenteel de Pensioenhervorming.
2.3.3. Belangrijkste risico's 2024
Risicobeeld
De geopolitieke spanningen waren in 2024 hoog door de oorlog in Oekraïne en het conflict in het Midden-Oosten. Het risico van cyber- en sabotageaanvallen door statelijke actoren nam toe en de druk op de handelsrelatie tussen de USA en China groeide. China kampte met lagere economische groei en was bezig met een sanering van de vastgoedsector. Deze geopolitieke situatie heeft aanzienlijke invloed op de wereldeconomie en op de waarde van zakelijke en vastrentende waarden. Het bestuur heeft deze ontwikkelingen actief gemonitord, geëvalueerd en meegewogen bij de uitvoering van het vermogensbeheer. Aanpassing van het beleggingsbeleid was vooralsnog niet nodig.
Beleggingsrisico's
Vanwege de dalende rente en de beoogde dekkingsgraad bij invaren heeft het bestuur medio 2024 besloten de afdekking van het renterisico te verhogen tot 100% van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad bleef nadien redelijk stabiel.
Pensioenhervorming: een ingrijpende verandering
Voor de pensioenhervorming heeft het bestuur een separate RSA uitgevoerd, samen met TKP. Deze RSA wordt ieder kwartaal geactualiseerd. Daarbij krijgen datakwaliteit en een beheerste uitvoering specifieke aandacht. Bij TKP zijn achterstanden ontstaan en meerdere risico's liggen boven de risicobereidheid. Het pensioenfonds monitort dit actief. Het invaren is hierdoor uitgesteld van 1 januari tot de nieuwe streefdatum 1 april 2026.
Het pensioenfonds streeft naar een invaardekkingsgraad die een ‘geruisloze’ overgang mogelijk maakt. Een evenwichtige belangenafweging, de indexatie tot invaren en het beleggingsbeleid en de afdekking van het renterisico na invaren zijn daarbij aandachtspunten.
Het pensioenfonds heeft in kaart gebracht welke beleggingsrisico’s de deelnemers willen en kunnen nemen. Daarnaast heeft het bestuur ALM-studies uitgevoerd en een nieuwe strategische assetallocatie voor de SPR uitgewerkt. De conclusies en bevindingen hiervan vormen de basis voor een nieuw beleggingsbeleid voor de periode na invaren en voor het migratiepad daarnaartoe.
MVB-risico's
Het pensioenfonds heeft de doelen voor maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB) bepaald. Deze doelen zijn vertaald naar kritische risico indicatoren (KRI’s). In de loop van 2024 bleek dat deze KRI’s ruimschoots gehaald worden, daarom zullen in 2025 nieuwe doelstellingen vastgesteld worden. In de loop van 2025 krijgt risicobeheersing op het vlak van MVB verder vorm, ook worden de lessen van de ERB hierin meegenomen.
Uitbesteding
Het pensioenfonds heeft de bedrijfsvoering nagenoeg geheel uitbesteed. De relevante onderdelen uit het risicobeleid heeft het pensioenfonds vastgelegd in de uitbestedingsovereenkomsten en in de Service Level Agreements (SLA's) die jaarlijks worden geactualiseerd. De uitbestedingspartners rapporteren periodiek over de naleving en vertrekken compliance-verklaringen en In Control-statements. Inzake de borging van deze naleving ontvangt het pensioenfonds onafhankelijke assurance in de vorm van ISAE3402- en ISO-verklaringen. Verder bezoekt de financiële commissie de belangrijkste uitbestedingspartners tenminste jaarlijks, waarbij risicobeheersing aan de orde komt.
Het IT-risico bij uitbestedingspartners is hoog vanwege de hoge mate van automatisering bij de key processen. Met name de uitbesteding aan TKP vraagt extra aandacht. Vanwege de pensioenhervorming ontwikkelt TKP voor alle klanten tegelijkertijd een nieuw pensioenadministratie. Aandachtspunten daarbij zijn een toereikend nieuw systeem, goed opgeleide medewerkers, betrouwbare data, correct invaren en omrekenen en de inrichting van de uitvoeringsorganisatie en beheerste processen tijdens en na het invaarproces. In 2024 is een start gemaakt met een gemeenschappelijk proces tussen Van Lanschot Kempen Investment Management (VLK IM), BNP Paribas en TKP om op weg naar de implementatie van een beheerste koppeling tussen pensioenbeheer en vermogensbeheer voor de SPR te realiseren.
2.3.4. Fraudebeheersing
Fraude risico
In de jaarlijkse SIRA is het risico van fraude en de beheersing daarvan in de vorm van preventieve maatregelen en mogelijke detectie een belangrijk aandachtspunt. Voor de analyse van frauderisico’s maakt het pensioenfonds onderscheid tussen frauderisico binnen de eigen organisatie en bij de uitbestedingspartners. De voor frauderisico’s binnen de eigen organisatie getroffen beheersmaatregelen zijn onder andere: de gedragscode, functiescheiding, de incidenten- en klokkenluidersregelingen, een onafhankelijk meldpunt voor misstanden en het stimuleren van awareness. De voor de frauderisico’s bij uitbestedingspartners getroffen maatregelen zijn verwerkt in de uitbestedingsovereenkomsten en in de SLA's, inclusief de borging van de naleving.
Uit de in 2024 uitgevoerde SIRA blijkt dat voldoende maatregelen zijn getroffen om frauderisico’s te beheersen. De netto risico’s uit de SIRA met betrekking tot fraude zijn laag beoordeeld.
2.3.5. Aandachtspunten risicobeheersing 2025
Vanwege externe ontwikkelingen, geplande activiteiten en een continu streven naar verbetering van het risicomanagement staan de volgende onderwerpen in 2025 op de agenda:
- Geopolitieke situatie
- Pensioenhervorming
- evenwichtige belangenafweging en besluitvorming bij invulling van de SPR
- ontwikkeling van het IT-systeem voor de administratie van de SPR
- invaren en omrekenen van pensioenrechten en -aanspraken
- datakwaliteit
- transitie van organisatie en processen TKP en overige uitbestedingspartijen
- bescherming dekkingsgraad en geruisloze overgang
- nieuw beleggingsbeleid en migratiepad
- koppeling pensioenbeheer en vermogensbeheer
- Uitvoering geven aan MVB
- Implementatie Digital Operational Resilience Act (DORA) en EU AI Act bij uitbestedingspartijen
- Modelrisico in de beleggingsketen
- Cybercrime
- Ontwikkelingen op beleggingsgebied zoals artificial intelligence, quantum computing en effecten klimaatveranderingen
2.4. Governancestructuur
2.4.1. Governance
Bestuur
Het bestuur bestaat uit tien bestuursleden. Vier bestuursleden namens de werkgever, vier bestuursleden namens de (gewezen) deelnemers en twee bestuurders namens pensioengerechtigden. De bestuursleden hebben een zittingstermijn van vier jaar. Elk bestuurslid kan één keer worden herbenoemd. In specifieke situaties kan het bestuur hiervan afwijken. Het bestuur evalueert het functioneren van een bestuurslid voor herbenoeming.
In 2024 vonden drie benoemingen plaats. De heer Verweij is per 1 mei 2024 benoemd als opvolger van de heer Veldstra. Mevrouw Schoonderbeek heeft per 1 januari 2024 zitting in het bestuur als aspirant-bestuurslid als opvolger van mevrouw Eelens. Op 1 december 2024 is haar aspirant lidmaatschap omgezet in een volwaardig bestuurslidmaatschap. Eind 2024 heeft DNB ingestemd met de benoeming van mevrouw Van der Meer als opvolger van de heer Van de Kieft. Per 1 januari 2025 is mevrouw Van der Meer voorzitter van het pensioenfonds.
PostNL NV draagt vier vertegenwoordigers van de werkgever voor. De Centrale Ondernemingsraad (COR) van PostNL NV draagt de vertegenwoordigers van de (gewezen) deelnemers voor. De kandidaten worden voorgedragen door FNV, CNV en BVPP. De pensioengerechtigde leden uit het Verantwoordingsorgaan dragen de twee vertegenwoordigers van pensioengerechtigden voor. Het bestuur benoemt de voorgedragen kandidaten.
Het bestuur evalueert aan het einde van iedere vergadering het eigen functioneren, mede aan de hand van de opgestelde working principles. Het bestuur spreekt zich hierin uit over de gewenste cultuur. Het bestuur doet daarnaast ieder jaar een zelfevaluatie. In 2024 is ten behoeve van deze zelfevaluatie een enquête uitgezet onder het bestuur en de directeur bestuursbureau. De working principles zijn geëvalueerd, evenals de nieuwe inrichting van het bestuur. Het bestuur is erg tevreden over de nieuwe inrichting. Tevens heeft het bestuur de samenwerking met het VO en de RvT besproken.
Het bestuur organiseerde in 2024 vier reguliere studiedagen. Op de studiedagen kwamen onder andere de onderwerpen ALM-studie, pensioenhervorming, DORA, risicopreferentieonderzoek, ERB en grip op uitbesteding aan de orde. Ook zijn er extra bijeenkomsten geweest in het kader van besluitvorming rondom de pensioenhervorming.

Commissies
Het bestuur beslist gezamenlijk en heeft de voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden verdeeld over commissies. Dit waren in 2024: het dagelijks bestuur, de beleggingscommissie, de pensioen- en communicatiecommissie en de financiële commissie. Het bestuur heeft besloten de risicobeheercommissie per 1 januari 2024 op te heffen. Dit werd gedaan gezien de gegroeide volwassenheid van het risicobeheer en de wens het risicobeheer primair bij de eerstelijnscommissies neer te leggen.
Bestuursbureau
Het bestuursbureau van het pensioenfonds ondersteunt het bestuur en is het aanspreekpunt voor de uitbestedingspartijen. Het bestuursbureau bestond eind 2024 uit 8 medewerkers.
Sleutelfuncties
Het pensioenfonds heeft drie onafhankelijke sleutelfuncties. Het gaat om sleutelfuncties op het gebied van Risicobeheer, Actuarieel en Interne Audit. Het pensioenfonds heeft deze sleutelfuncties als volgt ingericht:
- De sleutelfunctiehouder Risicobeheer heeft zich gericht op de belangrijkste risico’s van het pensioenfonds. Specifieke aandacht kregen de pensioenhervorming, datakwaliteit en informatiebeveiliging. De sleutelfunctiehouder constateert dat de eerstelijnscommissies voldoende en toenemende aandacht besteden aan risicomanagement. Dit is aanleiding geweest om in 2024 de risicobeheerfunctie anders in te richten waarbij opnieuw gekozen is voor een interne sleutelfunctiehouder Risicobeheer in het bestuur, ondersteund door een risicomanager. De sleutelfunctiehouder Risicobeheer faciliteert de dialoog binnen het bestuur over risico’s en overwegingen hierbij.
- De sleutelfunctiehouder Actuarieel is belegd bij de certificerend actuaris. Deze beoordeelt ieder kwartaal de betrouwbaarheid en adequaatheid van de berekening van de technische voorziening en het verloop van de technische voorziening en de bijbehorende (beleids-) dekkingsgraad. Daarnaast vraagt het bestuur om advies bij wijzigingen van de financiële opzet en de regeling. Zo heeft de sleutelfunctiehouder Actuarieel een belangrijke rol bij de pensioenhervorming.
- De sleutelfunctiehouder Interne Audit levert onafhankelijke, objectieve assurance- en adviesdiensten, gericht op evaluatie van de adequaatheid en doeltreffendheid van de beheerste en integere bedrijfsvoering van het pensioenfonds. In 2024 is besloten voor een interne sleutelfunctiehouder Interne Audit binnen het bestuur, ondersteund door een externe sleutelfunctievervuller (Mazars). Welke onderwerpen de sleutelfunctiehouder onderzoekt wordt risico gebaseerd vastgesteld in overleg met het bestuur. De sleutelfunctiehouder Interne Audit heeft in 2024 een audit uitgevoerd naar de informatiebeveiliging en de inventarisatie van de Wtp-transitie. De bevindingen van deze werkzaamheden zijn met het bestuur gedeeld. De sleutelfunctiehouder Interne Audit heeft zitting in het TKP multi-cliënt auditoverleg. Dit is een overleg waarin sleutelfunctiehouders Interne Audit van klanten van TKP samenwerken en in overleg met TKP audits uitvoeren bij TKP op generieke processen van TKP. Voor 2024 heeft in dit kader het multi-cliënt auditoverleg audits uit laten voeren bij TKP met betrekking tot beheerste en integere bedrijfsvoering en DORA.
De sleutelfuncties rapporteren rechtstreeks aan het bestuur en de Raad van Toezicht.
Verantwoordingsorgaan
Het Verantwoordingsorgaan (hierna VO) geeft een oordeel over het handelen van het bestuur en heeft een aantal adviesrechten. Het VO bestaat uit zes leden. De werkgever benoemt twee leden. Het pensioenfonds organiseert verkiezingen onder de deelnemers en de pensioengerechtigden voor de twee leden namens de deelnemers en de twee leden namens de pensioengerechtigden.
In 2024 heeft de heer Verweij afscheid genomen van het VO. Zijn positie is overgenomen door mevrouw Theunisse-den Engelsman. De rol van voorzitter is hierbij overgedragen aan de heer Middelburg. De heer Van Bruggen heeft zijn laatste zittingstermijn in 2024 volgemaakt. Er zijn om deze reden verkiezingen georganiseerd voor de pensioengerechtigdenzetel. De heer Aben is als winnaar uit de verkiezingen gekomen en heeft sinds halverwege 2024 zitting in het VO. Tevens zijn er verkiezingen geweest omdat de eerste zittingstermijn van de heer Van Baarle afliep. De heer Van Baarle is herkozen en zit daarmee vanaf medio 2024 in zijn tweede zittingstermijn.
Het VO geeft informatie over hun werkzaamheden en bevindingen in 2024 in hoofdstuk 3.
Raad van Toezicht
De Raad van Toezicht (hierna: RvT) houdt toezicht op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. Ook heeft de RvT een aantal goedkeuringsrechten. De RvT bestaat uit een voorzitter en twee leden, alle drie onafhankelijk. Het bestuur benoemt alle drie de leden van de RvT op bindende voordracht van het VO. De samenstelling van de RvT is in 2024 gewijzigd. Als toenmalig voorzitter heeft de heer Ploegsma per 1 juli 2024 afscheid genomen, vanwege het bereiken van de maximale zittingstermijn. De heer Bakker is per 1 juli 2024 gestart als zijn opvolger.
De RvT geeft informatie over hun werkzaamheden en bevindingen in 2024 in hoofdstuk 4.
Compliance officer
Het bestuur heeft een externe compliance officer die jaarlijks rapporteert over de naleving van de gedragscode en andere onderwerpen op het gebied van integriteit. In 2024 zijn geen afwijkingen op de gedragscode geconstateerd bij het pensioenfonds. De compliance officer heeft van 27 verbonden personen de verklaring inzake naleving van de gedragscode over 2024 ontvangen. Eén verbonden persoon is langdurig ziek en kan daarom niet tekenen. Hiermee hebben de actieve verbonden personen verklaard dat zij de gedragscode hebben nageleefd in 2024. De in 2024 verzonden uitvraag privérelaties en privébelangen is door alle verbonden personen geretourneerd. Hieruit zijn geen conflicterende belangen of relaties naar voren gekomen. Er zijn vijf privérelaties of -belangen gemeld door vijf verschillende verbonden personen. Geen van de meldingen geeft een verhoogd risico op de (schijn van) belangenverstrengeling binnen het fonds, dan wel is reeds via de juiste kanalen bekend gemaakt.
Privacy officer
Het bestuur heeft een externe privacy officer die het bestuur adviseert over kwesties die verband houden met privacy. Het jaar 2024 stond in het teken van DORA en algemene zaken op het gebied van privacy. Ten aanzien van het jaar 2024 is de privacy officier bij de volgende onderwerpen betrokken:
• het beoordelen van een datalek waarbij een uitkeringsspecificatie naar het oude adres van de betrokkene is verstuurd. Het datalek is beoordeeld en tijdig gemeld aan zowel de AP als de betrokkene;
• review van incidentenregeling voor wat betreft afstemming meldplichten onder AVG en DORA;
• de herziening en bijwerken van het privacybeleid. Het beleid is compliant aan de gedragslijn, de inhoud is in dat kader getoetst
In totaliteit zijn er in 2024 4 datalekken geweest bij de PUO TKP. Bij 3 van de 4 datalekken betreft het geen datalek in de zin van artikel 33 Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en hoeft er geen melding te worden gedaan aan de AP dan wel betrokkene. Bij 1 datalek is dit wel het geval geweest.
Certificerend actuaris en controlerend accountant
Het pensioenfonds heeft een certificerend actuaris en een controlerend accountant aangesteld voor de waarmerking van het jaarverslag van het fonds. Hun verklaringen zijn te lezen in hoofdstuk 6.
Geschillencommissie en klachten
Als een belanghebbende het niet eens is met een besluit van het pensioenfonds over de uitleg en toepassing van de reglementen en statuten dan kan de belanghebbende dit voorleggen aan de Geschillencommissie. Dit geldt ook voor een besluit over de vaststelling van de pensioenaanspraken en ingegane pensioenen. De procedure is vastgelegd in het reglement van de commissie en gepubliceerd op de website van het pensioenfonds. De Geschillencommissie wordt voorgezeten door een onafhankelijke voorzitter en bestaat verder uit twee bestuursleden. Als een deelnemer het niet eens is met de beslissing van de Geschillencommissie, dan kan er een beroep worden ingesteld bij de Ombudsman Pensioenen of bij de burgerlijk rechter. Vanaf 2024 kan dit ook bij de Geschilleninstantie Pensioenen. Het pensioenfonds heeft het klachten- en geschillenreglement daarop aangepast.
Het pensioenfonds heeft in de eerste helft van 2024 9 klachten ontvangen. Vanaf Q3 2024 worden klantsignalen beschouwd als klachten. Dit leidt tot een toename van het aantal klachten. Hierdoor is een vergelijking over de kwartalen lastig te maken. Volgens de nieuwe gedragsrichtlijn 'Goed omgaan met klachten' van de Pensioenfederatie vallen namelijk ook klantsignalen onder klachten en andere verzoeken die als klacht aangemerkt kunnen worden. Om daarover, in overeenstemming met de gedragslijn, te kunnen rapporteren is de registratie halverwege het jaar aangepast.
Teneinde de behandeling van klachten in de pensioensector op een goed niveau te krijgen en te houden heeft de Pensioenfederatie de hiervoor genoemde gedragslijn ontwikkeld. De Pensioenfederatie doet jaarlijks onderzoek en sprak in 2024 de verwachting uit erop te kunnen rekenen dat minimaal de norm van 84% wordt behaald bij alle aangesloten pensioenfondsen. Deze norm staat gelijk aan het predicaat ‘goed’. De totale score in 2024 voor het pensioenfonds is overall 86%. Hiermee voldoet het pensioenfonds dus aan de norm.
Twee klachten zijn geëscaleerd, waarvan één is voorgelegd aan de Geschillencommissie. Het fonds is in deze zaak in het gelijk gesteld.
De klachten betreffen zeer uiteenlopende onderwerpen, maar sommige onderwerpen komen vaker terug. Opvallend is het aantal klachten met als onderwerp 'Pensioenberekening en -betaling' en 'Toepassing wet-/regelgeving'.
In onderstaand schema staan de aantallen klachten over 2024 toebedeeld aan een aantal vaste rubrieken zoals beschreven in de gedragslijn.
Pensioenuitvoering en vermogensbeheer
Het pensioenfonds heeft (bijna) alle operationele activiteiten uitbesteed. Bij het besluit om bedrijfsprocessen inzake het pensioen- en vermogensbeheer uit te besteden hebben met name aspecten als het waarborgen van de continuïteit en efficiencyoverwegingen een rol gespeeld tot dusver.
De pensioenadministratie is ondergebracht bij TKP. Het fiduciair management is ondergebracht bij VLK IM en het operationele vermogensbeheer is uitbesteed aan derden vermogensbeheerders. BNP Paribas is custodian.
In 2024 hebben site visits plaatsgevonden bij TKP, VLK IM en BNP Paribas. Tijdens deze site visits zijn diverse onderwerpen met betrekking tot dienstverlening en organisatie van de betreffende partijen besproken.
Code pensioenfondsen
De Code Pensioenfondsen 2024 (hierna: de Code) bevat vijf thema's met per thema een aantal normen voor ‘goed pensioenfondsbestuur’ en is opgesteld door de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid. De Code staat niet op zichzelf, maar is een aanvulling op verschillende wetten en regels voor pensioenfondsen. De normen in de Code zijn leidend, maar laten ruimte voor eigen keuzes die het bestuur maakt. De naleving van de Code vindt plaats volgens het ‘pas-toe of leg uit beginsel’. Dit betekent dat het pensioenfonds de normen van de Code toepast of in het jaarverslag aangeeft waarom een norm niet (volledig) wordt toegepast.
Het pensioenfonds voldoet aan bijna alle normen. Specifieke aandacht behoeven de volgende twee zaken. In norm 35 is opgenomen dat, zowel in het bestuur als in het VO, er variatie is in geslacht of genderidentiteit en er ten miste één zitting heeft in de genoemde organen jonger dan 40 jaar. Het pensioenfonds vindt diversiteit op het gebied, geslacht, leeftijd of achtergrond, in het bestuur een belangrijk thema. Dit omdat diversiteit kan bijdragen aan betere besluitvorming. Op dit moment heeft het bestuur nog geen expliciet vastgesteld diversiteitsbeleid. Het pensioenfonds is van plan om in 2025 het diversiteit- en inclusiebeleid te verdiepen. In zowel het bestuur als het VO hebben minimaal één man en één vrouw zitting, echter er zijn in het bestuur geen personen van onder de 40 jaar. Bij de invulling van vacatures besteedt het pensioenfonds aandacht aan diversiteit. In 2024 heeft het bestuur een stagiair aangetrokken die het traject bij het Pensioenlab doorloopt. Op deze manier betrekt het pensioenfonds jongeren in het bestuur. In norm 37 is opgenomen dat de zittingsduur van bestuur en VO is gemaximeerd tot één herbenoeming (en daarmee twee zittingstermijnen). Het pensioenfonds heeft in de statuten opgenomen dat alleen in bijzondere omstandigheden een bestuurder voor een derde zittingstermijn kan worden benoemd
Beloningsbeleid
Het pensioenfonds kent een beloningsbeleid voor bestuurders, leden van de RvT en leden van het VO. Echter, het pensioenfonds betaalt niet alle bestuurders en leden van het VO. Bestuurders en leden van het VO die zitting hebben op een zetel van de werkgever, en in dienst zijn van PostNL ontvangen een vergoeding van hun werkgever. De overige leden krijgen een vergoeding vanuit het fonds.
Het bestuur hanteert de volgende uitgangspunten voor het beloningsbeleid:
- De beloning is passend, gelet op omvang en organisatie van het pensioenfonds;
- De beloning staat in verhouding tot de verantwoordelijkheid en het feitelijke tijdbeslag;
- De beloning is niet gerelateerd aan financiële resultaten van het fonds en kent geen negatieve prikkelwerking.
De leden van het bestuur, het VO en de RvT ontvangen een vaste vergoeding. Leden van het VO ontvangen daarnaast een vacatievergoeding per vergadering.
2.4.2 Uitbesteding
Beoordeling en evaluatie uitbestedingspartijen
Het pensioenfonds beoordeelt het gehele jaar door de prestaties van de uitbestedingspartijen. Dit vindt plaats aan de hand van reguliere rapportages die zijn gebaseerd op de afgesloten dienstverleningsovereenkomsten SLA’s.
Daarnaast zijn er incidentele rapportages en vinden er regelmatig overleggen plaats over diverse onderwerpen. Afhankelijk van het onderwerp en het doel is de financiële commissie of de vakinhoudelijke commissie of het dagelijks bestuur, betrokken bij de overleggen.
Elk jaar evalueert het pensioenfonds de grotere uitbestedingspartijen uitgebreider, waarbij de dienstverlening in de gehele breedte wordt beoordeeld. Eind 2024 zijn TKP BNP Paribas en VLK IM geëvalueerd. Aan de hand van vastgestelde criteria heeft het bestuur de dienstverlening beoordeeld. Ook is aan deze uitbestedingspartijen zelf gevraagd om de dienstverlening en samenwerking te beoordelen. De terugkoppeling van deze evaluaties vindt plaats in Q2 2025.
Verder evalueert het pensioenfonds na afloop van het jaarwerkproces de accountant en de certificerend actuaris. De uitkomsten van beide evaluaties in 2024 waren positief. Het pensioenfonds heeft desondanks besloten om in 2024 te wisselen van accountant. Per 2024 is BDO de accountant van het pensioenfonds.
IT
IT en de bijbehorende beheersing is cruciaal voor het pensioenfonds. Het pensioenfonds heeft in 2024 uitgebreid aandacht besteed aan de implementatie van de DORA-wetgeving. Tevens heeft het pensioenfonds diverse en voor het pensioenfonds relevante uitbestedingsdossiers van TKP beoordeeld. Hiervan is melding gemaakt bij DNB. Daarnaast heeft het pensioenfonds voldoende aandacht voor cybersecurity.
Het pensioenfonds besteedt veel processen uit. Het bestuur volgt de processen nauwlettend, onder meer via de ISAE-3402 rapportages.
In 2024 zijn de actiepunten uit het IT-self assessment volledig opgelost.
2.5. Pensioenregeling
2.5.1. Financiering
Reguliere premie
Voor deelnemers aan de pensioenregeling betaalt PostNL premie voor de opbouw van het pensioen. Het pensioenfonds heeft in 2024 gebruik gemaakt van het geboden overgangsrecht door voor de premiestelling vanaf 2024 het rendement op vastrentende waarden opnieuw vast te zetten voor een periode van vijf jaar op basis van de actuele marktrente bij aanvang van deze periode. Als gevolg is de curve gestegen. Dit heeft er toe geleid dat in 2024 het opbouwpercentage gelijk is aan het fiscaal maximale opbouwpercentage van 1,875%.
Eén van de voorwaarden om gebruik te maken van het overgangsrecht is dat het overgangsrecht niet kan leiden tot verlaging van de feitelijke premie. In 2024 is gerekend met een opslag van 0,7% om ex-ante uit te komen op een premiepercentage van 29,2% van de pensioengrondslag.
Kostendekkende premie
Het pensioenfonds voldoet aan de wettelijke eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. De kostendekkende premie is de wettelijk minimaal benodigde premie voor de opbouw van het pensioen. Het pensioenfonds toetst of de feitelijke premie hoger is dan de gedempte kostendekkende premie. Als dat niet het geval is, dan kan het pensioenfonds het opbouwpercentage verlagen. De premies 2024 zijn als volgt:
2024 | 2023 | |
Feitelijke premie | 106.087 | 105.690 |
Kostendekkende premie | 118.208 | 113.379 |
Gedempte kostendekkende premie | 103.524 | 105.690 |
De kostendekkende premie bestaat uit een actuarieel benodigde premie voor de pensioenopbouw en de risicodekkingen voor overlijden en arbeidsongeschiktheid, de solvabiliteitsopslag, de opslag voor uitvoeringskosten en de opslag voor toeslagverlening. De kostendekkende premie is berekend op basis van de rentetermijnstructuur.
De gedempte kostendekkende premie bestaat uit dezelfde componenten als genoemd onder de kostendekkende premie, aangevuld met de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling (toeslagpremie). Bij de bepaling van de gedempte kostendekkende premie wordt uitgegaan van het verwachte rendement met een opslag voor toekomstbestendige toeslagverlening ter hoogte van de verwachte prijsinflatie. Het verwachte rendement en de opslag voor de indexatie zijn vastgesteld op basis van de economische omstandigheden.
Een verdere specificatie van deze premiecomponenten is opgenomen in de jaarrekening, hoofdstuk 5.8.
2.5.2. De inhoud van de regeling in 2024
In januari 2024 heeft het pensioenfonds een aanvangshaalbaarheidstoets voor deze nieuwe regeling uitgevoerd. Zoals verwacht gezien de wijzigingen in de regeling, kwam daar een iets hogere mate van risico uit. Het pensioenfonds heeft deze nieuwe grenzen afgestemd met sociale partners, VO en RvT en vervolgens vastgesteld.
De regeling ziet er in 2024 in het kort als volgt uit:
- De basispensioenregeling voorziet in een ouderdomspensioen, partnerpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen.
- Het opbouwpercentage was in 2024 1,875% (2023: 1,855%) bij een pensioenleeftijd van 68 jaar en met een franchise van € 18.799,03 (2023: € 17.488,72) bij een voltijd dienstverband. Het maximale pensioengevende salaris bedroeg bij een voltijd dienstverband wettelijk € 137.800 (2023: € 128.810). Het pensioenfonds stelt het opbouwpercentage zo vast, dat het dit met een premie van maximaal 29,2% van de pensioengrondslagen als gedempt kostendekkende premie kan financieren. Het maximum opbouwpercentage is 1,875%. Het pensioenfonds kon dit maximum in 2024 realiseren.
- Het partnerpensioen is op opbouwbasis en bedraagt 63% van het ouderdomspensioen. Het wezenpensioen is 20% van het partnerpensioen.
- Bij arbeidsongeschiktheid is er sprake van premievrije voortzetting gebaseerd op de mate van arbeidsongeschiktheid. Deelnemers met een pensioengevend salaris boven het maximum dagloon WIA (wet en inkomen naar arbeidsvermogen) ontvangen een arbeidsongeschiktheidspensioen wanneer zij arbeidsongeschikt worden.
- Op vrijwillige basis kunnen deelnemers beleggen in de regeling individueel pensioensparen (IPS).
2.5.3. Wijzigingen in de regeling
Het pensioenfonds heeft in de loop van 2024 een tweetal wijzigingen in de regeling aan sociale partners voorgesteld, waartoe sociale partners ook besloten hebben. Het gaat om de volgende wijzigingen per 1 januari 2025:
1) Een aanpassing van de definitie van “partner” in geval van ongehuwd samenwonenden. Niet langer geldt de voorwaarde dat de partners staan ingeschreven op hetzelfde adres. Ook als de partners samenwonen op wisselende adressen, voldoen zij aan de partnerdefinitie.
2) Het pensioenfonds voert niet langer een regeling voor gemoedsbezwaarden uit. Deze regeling kent slechts één gewezen deelnemer en wordt in het kader van de complexiteitreductie vanaf 2025 niet meer aangeboden.
2.5.4. Toeslagverlening
2024
Het pensioenfonds heeft de ambitie om de pensioenen jaarlijks met 70% van de stijging van de consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens (afgeleid) te verhogen, voor zover de beleidsdekkingsgraad per 30 november dit mogelijk maakt. Het pensioenfonds heeft de pensioenen per 1 januari 2024 verhoogd met 3,15%. Per 1 januari 2024 zou de pensioenverhoging op basis van de aangepaste inflatiecijfers maximaal 4,39% zijn. Omdat de CPI in 2023 is herzien, is er in 2023 een te hoge toeslag verleend. Om dit te compenseren, heeft het pensioenfonds de toeslag voor 2024 met 1,31% verlaagd die vorig jaar ‘te veel’ is gegeven. De toeslag per 1 januari 2024 bedroeg dan 3,15%. Het pensioenfonds acht dit evenwichtig en prudent.
2025
Het pensioenfonds heeft in december 2024 besloten de pensioenen per 1 januari 2025 te verhogen met 2,41%. Dit is ook als zodanig in de technische voorziening per 31 december 2024 verwerkt.
2.5.5. Financiële positie
Beleidsdekkingsgraad
De beleidsdekkingsgraad was eind 2024 132,1%. De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de laatste 12 actuele dekkingsgraden aan het eind van iedere maand. Deze is in 2024 gedaald van 132,8% naar 132,1%, mede als gevolg van de toeslagverlening per 1 januari 2025 van 2,41%. De beleidsdekkingsgraad is bepalend voor de mogelijkheid om pensioenen te kunnen verhogen of te moeten verlagen.
Dekkingsgraden
Een pensioenfonds heeft meerdere dekkingsgraden. Elke maand wordt een actuele dekkingsgraad bepaald. De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de laatste 12 actuele dekkingsgraden. De beleidsdekkingsgraad is de graadmeter van de financiële positie van het pensioenfonds. De dekkingsgraad geeft aan of het pensioenfonds voldoende geld ‘in kas’ heeft voor alle toekomstige pensioenen die nu zijn opgebouwd. Hoe hoger het percentage, des te beter staat het pensioenfonds ervoor. Bij 100% heeft het pensioenfonds voor elke euro aan pensioenverplichtingen precies één euro in kas. Dat is niet voldoende. Het pensioenfonds moet flinke buffers hebben voor de veiligheid en het verhogen (toeslag) van uw pensioen. Dit wordt de vereiste dekkingsgraad genoemd.
Vereiste dekkingsgraad
De vereiste dekkingsgraad voor het pensioenfonds is eind 2024 115,6% (eind 2023: 117,3%). De vereiste dekkingsgraad is de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen (VEV). Aangezien de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de vereiste dekkingsgraad is er geen sprake van een reservetekort. Vanwege deze gunstige financiële positie hoeft het pensioenfonds in 2025, net als in 2024, geen herstelplan bij DNB in te dienen.
Actuele dekkingsgraad
De actuele dekkingsgraad kende in 2024 een gering stijgend verloop. Deze begon op 128,3% eind 2023 en eindigde op 31 december 2024 op 129,8%. Gedurende 2024 was er weliswaar sprake van een daling van de rente, maar werd deze daling meer dan gecompenseerd door een positief rendement op de beleggingen. Het pensioenfonds dempt dit effect deels, door het renterisico deels af te dekken. Door de toeslagverlening van 2,41% per 1 januari 2025, die reeds is verwerkt in de jaareinde stand, daalde de dekkingsgraad.
2.5.6. Ontwikkelingen in de dekkingsgraad
Onderstaande grafiek geeft de belangrijkste oorzaken van de ontwikkeling van de dekkingsgraad weer. Dit geeft niet helemaal een eerlijk beeld omdat het pensioenfonds 'oorzaken' presenteert als afzonderlijke gebeurtenissen. In werkelijkheid is er grote samenhang (causaliteit) tussen de renteontwikkeling en de waarde van de beleggingen.
Het positieve beleggingsrendement had een positief effect van 4,5% op de dekkingsgraad. De ontwikkeling van de RTS-curve (rentetermijnstructuur) had een (tegengesteld) negatief effect. De dekkingsgraad is tevens gedaald door toeslagverlening per 1 januari 2025 waarmee ultimo 2024 rekening is gehouden. De “overige oorzaken” zijn situaties waarin de veronderstellingen, bijvoorbeeld ten aanzien van sterfte en arbeidsongeschiktheid, afwijken van de feitelijke uitkomsten en het effect van berekenen van de dekkingsgraad naar de stand van voorziening per 31 december 2024. Zie hierover meer in de actuariële analyse hieronder.
2.5.7. Actuariële analyse
In onderstaande tabel staat een analyse van het actuarieel resultaat. Hierbij vergelijkt het pensioenfonds de actuariële uitgangspunten van het pensioenfonds met de werkelijke actuariële ontwikkelingen over het verslagjaar. De bedragen wijken af van de bedragen in de jaarrekening, die boekhoudkundig zijn bepaald.
bedragen Euro x 1.000 | 2024 | 2023 |
Resultaat op beleggingen | 409.947 | 490.848 |
Resultaat op wijziging rente | -95.595 | -261.663 |
Resultaat op premie | 3.858 | 8.372 |
Resultaat op waardeoverdrachten | 1.577 | -505 |
Resultaat op kosten | 0 | 0 |
Resultaat op uitkeringen | -136 | 30 |
Resultaat op kanssystemen | 2.337 | 17.013 |
Resultaat op toeslagverlening | -175.594 | -220.748 |
Resultaat op overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen | 36.142 | 0 |
Resultaat op andere oorzaken | -236 | 20.606 |
Totaal saldo van baten en lasten | 182.300 | 53.953 |
Het belangrijkste doel van de actuariële analyse voor het pensioenfonds is om te bepalen of er aanpassingen in het huidige beleidskader nodig zijn.
In 2024 zijn de volgende belangrijke effecten op actuarieel resultaat te onderscheiden:
Resultaat op beleggingen
Het resultaat op beleggingen in 2024 bedraagt €409.947 duizend. Dit resultaat wijkt af van het resultaat op beleggingen dat in de jaarrekening is opgenomen in de staat van baten en lasten. Dit komt doordat in het actuarieel berekende resultaat op beleggingen ook de benodigde intresttoevoeging voor de voorziening wordt meegenomen.
Resultaat op wijziging rente
De rente eind 2024 ligt onder de rente eind 2023. Wanneer op basis van de uitkeringenstroom van het pensioenfonds beide rentecurves worden uitgedrukt in één gemiddeld rentepercentage is de rente in 2024 met circa 0,2%-punt gedaald. Deze daling leidt tot een stijging van de voorziening en een negatief resultaat van €95.595 duizend.
Resultaat op premie
De actuarieel benodigde premie is bepaald op basis van de rente en overige actuariële grondslagen per 31 december 2024. De gedempte kostendekkende premie is bepaald op basis van het verwachte rendement (inclusief een afslag voor de toekomstbestendige toeslagverlening ter hoogte van de verwachte prijsinflatie). De feitelijke premie is voor het pensioenfonds gelijk aan de gedempte kostendekkende premie. Het verschil tussen de benodigde premie en de feitelijke premie is het resultaat op premie en geeft een resultaat van €3.858 duizend.
Resultaat op kanssystemen
Aan het vaststellen van de technische voorzieningen liggen kanssystemen ten grondslag. De belangrijkste zijn sterfte en arbeidsongeschiktheid. Het resultaat op sterfte draagt bij tot een gunstig resultaat. Dit resultaat wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat deelnemers minder lang leefden dan verwacht. Het resultaat op arbeidsongeschiktheid was dit jaar gering negatief. Het totale resultaat op kanssystemen over 2024 bedraagt €2.337 duizend.
Resultaat op toeslagverlening
De toeslag per 1 januari 2025 op de pensioenaanspraken en -rechten van 2,41% voor alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden leidt tot een verhoging van de voorziening van het pensioenfonds. Het resultaat op toeslagverlening is hierdoor negatief en bedraagt €175.594 duizend.
Resultaat op overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen
Een aanpassing van de actuariële grondslagen of methoden in het verslagjaar leidt tot nieuwe eisen ten aanzien van de prudentie van de grondslagen. Indien de grondslagen wijzigen wordt dit resultaat hier vermeld. De grondslagen zijn in 2024 gewijzigd.
In september 2024 heeft het Koninklijk Actuarieel Genootschap de Prognosetafel AG2024 gepubliceerd. Het fonds is per 31 december 2024 overgegaan op deze prognosetafel. Ook heeft een aanpassing van de correctiefactoren op de sterftekansen plaatsgevonden. Deze aanpassing is ook per 31 december 2024 doorgevoerd. Het effect van mutatie Prognosetafel 2024 is € 14.996 duizend en het effect van mutatie correctiefactoren is € 21.146 duizend.
2.6. Vermogensbeheer
2.6.1. Vermogensbeheer
Doelstelling
De doelstelling van het pensioenfonds is om binnen de grenzen van haar middelen op korte en lange termijn zo hoog mogelijke reële pensioenaanspraken en pensioenrechten te verstrekken. Hierbij streeft het pensioenfonds naar het realiseren van een toeslagambitie van 70%, wat wil zeggen dat het de ambitie is om pensioenen voor 70% van de CPI (afgeleid) of meer mee te laten groeien met de stijging van de prijzen. Om deze doelstelling te bereiken, wordt op zo’n manier belegd dat een optimaal rendement kan worden behaald binnen aanvaardbare risico’s.
Het pensioenfonds belegt vanuit de zogenaamde ‘prudent person’ gedachte waarbij de beleggingen moeten voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. Dit houdt onder andere in dat het beleggingsbeleid wordt afgestemd op de financiële verplichtingen aan deelnemers. Hierbij wordt rekening gehouden met de wettelijke eisen die in de Pensioenwet aan het beleggingsbeleid en risicomanagement worden gesteld. De externe actuaris beoordeelt dit en DNB houdt hier toezicht op.
Strategisch beleggingsbeleid
De meerjarige beleggingsaanpak is vastgelegd in een strategisch beleggingsbeleid. In dit beleid wordt de strategische verdeling van het vermogen over verschillende beleggingscategorieën vastgelegd. Hieronder valt ook hoe het pensioenfonds omgaat met beleggingsrisico’s. Belangrijke risico’s die het pensioenfonds loopt zijn bijvoorbeeld:
- Renterisico: als de rente daalt wordt het duurder om aan de verplichtingen te voldoen en daalt de dekkingsgraad.
- Inflatierisico: als de inflatie stijgt kunnen deelnemers minder kopen met hetzelfde pensioen.
- Valutarisico: het pensioenfonds belegt wereldwijd, waardoor schommelingen in wisselkoersen kan leiden tot schommelingen in de financiële positie en de dekkingsgraad.
- Liquiditeitsrisico: er moet op ieder moment voldoende “cash” beschikbaar zijn of snel beschikbaar gemaakt kunnen worden om aan verplichtingen te voldoen.
- Algemeen marktrisico: het pensioenfonds belegt de inleg van deelnemers om een hoger pensioen te bereiken. Deze beleggingen kunnen echter ook (tijdelijk) in waarde dalen.
Het strategisch beleggingsbeleid wordt voor meerdere jaren vastgesteld mede met behulp van een periodieke ALM-studie waarbij de toekomstige pensioenverplichtingen en de beleggingen in één model in samenhang worden beschouwd. Op korte termijn kan het beleggingsbeleid beperkt afwijken van het strategisch beleggingsbeleid. Hiervoor wordt jaarlijks een beleggingsplan vastgesteld met daarin hoe het pensioenfonds dit jaar invulling geeft aan het strategisch beleggingsbeleid.
Ons strategisch beleggingsbeleid ziet er als volgt uit:
Beleid | Strategisch beleid | Stand ultimo | |
---|---|---|---|
2024 | 2024-2026% | verslagjaar | |
Matchingportefeuille | 15% | 15% | 15,7% |
Staatsobligaties en rentederivaten | 15% | 15% | 15,7% |
Rendementsportefeuille | 85% | 85% | 84,3% |
Aandelen | 26% | 26% | 26,9% |
Vastrentende waarden | 49% | 49% | 47,5% |
Vastgoed en alternatieven | 10% | 10% | 10,0% |
Liquiditeiten en valutaderivaten | - | - | -0,1% |
Totaal | 100% | 100% | 100% |
Omdat de rente in 2024 daalde, stegen de pensioenverplichtingen. De rentedaling zorgde ervoor dat het pensioenfonds meer geld nodig had voor hetzelfde pensioen. Daarom belegt het pensioenfonds in de matchingportefeuille in beleggingen die in 2024 meer waard werden door deze rentedaling. Dit zijn de staatsobligaties en rentederivaten in bovenstaande tabel. Per 30 juni 2024 heeft het pensioenfonds het beleid op dit gebied aangescherpt en dekken we 100% van dit renterisico af. Dat wil zeggen dat de portefeuille naar verwachting net zoveel in waarde stijgt of daalt als de verplichtingen wanneer de rente daalt of stijgt.
De rendementsportefeuille is bedoeld om op termijn meer rendement te maken, zodat het pensioenfonds de pensioenen kan laten meestijgen met de inflatie. Op korte termijn lukt dit niet altijd, maar in 2024 presteerde de rendementsportefeuille positief. Met name aandelen kenden opnieuw een zeer goed jaar.
De rentetermijnstructuur (RTS) is de maandelijks door DNB gepubliceerde marktrente met een looptijd van 1 tot 60 jaar, waarmee de toekomstige kasstromen van de pensioenverplichtingen worden verdisconteerd voor de balanswaardering van de voorziening pensioenverplichtingen van een pensioenfonds.
Renterisico
Het pensioenfonds loopt een risico over de rentegevoeligheid van de voorziening pensioenverplichtingen. Van dit risico dekt het pensioenfonds strategisch ultimo 2024 100% af. Dat betekent dat als door een verandering van de rente de verplichtingen 1 miljoen euro meer of minder waard worden, we verwachten dat de portefeuille ook 1 miljoen euro meer of minder waard wordt. Omdat de dekkingsgraad van het fonds hoger is dan 100% zal een daling van de rente nog wel tot een daling van de dekkingsgraad leiden en een stijging van de rente nog wel tot een stijging van de dekkingsgraad.
Voor het afdekken van balansrisico’s maakt het pensioenfonds gebruik van derivaten, in het bijzonder renteswaps en valutaderivaten. Dit zijn financiële overeenkomsten die worden aangegaan met internationale banken waarmee financiële risico’s worden uitgewisseld. Het tegenpartijrisico dat hiermee gepaard gaat beheerst het pensioenfonds door middel van dagelijkse uitwisseling van onderpand en van zorgvuldige tegenpartijselectie. Het pensioenfonds heeft een gespecialiseerde partij geselecteerd om ons hierbij te assisteren.
Valutarisico
Als buitenlandse valuta ten opzichte van de euro minder waard worden kunnen sommige beleggingen in de portefeuille ook in waarde dalen. Om dit risico te beperken dekt het pensioenfonds dit risico deels af met derivaten en gelden er beperkingen om in lokale valuta’s te beleggen. Voor aandelen- en vastgoedbeleggingen dekt het pensioenfonds 50% van het risico op een daling van de Amerikaanse dollar, Britse pond en Japanse yen af. Het valutarisico van beleggingen in vastrentende waarden wordt volledig afgedekt.
Inflatierisico
Als de inflatie hoog is wordt pensioen uiteindelijk minder waard. Er kan immers minder gekocht worden met dezelfde euro. Het pensioenfonds dekt dit risico niet expliciet af, maar belegt wel in zaken die ook meer waard worden als de inflatie hoogt ligt. Bij vastgoed stijgen de huren bijvoorbeeld vaak mee met de inflatie. Omdat de dekkingsgraad ondanks de hoge renteafdekking nog steeds zal stijgen als de rente stijgt, vormt dit ook een impliciete afdekking van dit risico.
Beleggingsovertuigingen
Beleggingsovertuigingen vormen een belangrijke rol in het beleggingsproces omdat zij een kader vormen voor genomen en toekomstige beleggingsbeslissingen. De zes beleggingsovertuigingen van het pensioenfonds zijn:
- Beleggingsrisico nemen loont.
- Diversificatie voegt waarde toe.
- Eenvoud als vertrekpunt.
- Passief beleggen, tenzij actief beleggen naar verwachting meer rendement oplevert.
- Het voegt waarde toe om de eerste in een nieuwe beleggingscategorie te zijn.
- Maatschappelijk verantwoord beleggen verlaagt het risicoprofiel.
Maatschappelijk verantwoord beleggen (MVB)
Een belangrijke beleggingsovertuiging van het pensioenfonds is dat beleggingen die maatschappelijk verantwoord zijn een lager risicoprofiel hebben, niet alleen voor de reputatie maar zeker ook financieel. Dit wordt bovendien ondersteund door meerdere onderzoeken. Het pensioenfonds zet daarom de aan het pensioenfonds beschikbaar gestelde middelen in om maatschappelijk verantwoord te beleggen waardoor een bijdrage wordt geleverd aan een duurzame samenleving. Uit onderzoek is gebleken dat de achterban van het pensioenfonds ook waarde hecht aan MVB, net als de sponsor. Een goed pensioen gaat niet alleen om welvaart maar ook om (maatschappelijk) welzijn. Het pensioenfonds geeft hier op een aantal manieren invulling aan.
Thematische speerpunten
Aan de hand van de SDG’s heeft het pensioenfonds de volgende speerpunten gekozen:
- Klimaatactie (SDG 13). Het pensioenfonds onderschrijft het belang van klimaatactie en de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs. Dit speerpunt komt daarom ook terug in het uitsluitingenbeleid (op gebied van steenkool). Daarnaast wordt in een groot gedeelte van de aandelenportefeuille een best-in-class aanpak toegepast. Bij deze aanpak worden bijvoorbeeld binnen de energiesector alleen de meest verantwoorde werkende energiebedrijven opgenomen in de portefeuille. Ook heeft het pensioenfonds een doelstelling geformuleerd over de CO2 uitstoot van bedrijven in de portefeuille.
- Goede gezondheid en welzijn (SDG 3). Ook dit speerpunt komt terug in het uitsluitingsbeleid: beleggingen in tabak worden uitgesloten omdat tabak op geen enkele manier een positieve bijdrage aan mens of maatschappij levert.
- Landenbeleid. Het pensioenfonds hanteert een objectief raamwerk om te bepalen in welke landen het pensioenfonds wel en niet wil beleggen. Het pensioenfonds rangschikt landen op basis van prestaties op het gebied van milieu, rechtszekerheid en vrijheid van pers. Het pensioenfonds belegt niet in staatsobligaties van slecht presterende landen, en ook niet in bedrijven waarvan de overheid van dergelijke landen meerderheidsaandeelhouder is.
CO2 reductie
Het is van groot belang dat de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen wordt teruggebracht. Het pensioenfonds belegt op een manier die in lijn ligt met het klimaatakkoord van Parijs. Naast het doel van een betere wereld ziet het pensioenfonds ook risico’s voor bedrijven die te veel achterlopen. Zo kunnen oliemaatschappijen op een zeker punt ‘blijven zitten’ met olievelden die niet meer rendabel zijn, zogenaamde stranded assets.
Het pensioenfonds hanteert als benchmark hiervoor de PAB. Deze is gedefinieerd als een portefeuille die in lijn is met het klimaatakkoord van Parijs, en daarnaast voldoet aan de vereisten van de Europese Unie.
- Start in 2020 met 50% lagere voetafdruk dan de brede markt
- Vervolgens 7% reductie van de voetafdruk per jaar.
Instrumenten voor implementatie MVB
Het pensioenfonds zet in op vier manieren van werken voor het implementeren van het MVB beleid:
- Uitsluiting van controversiële en niet-ethische beleggingen. Het gaat dan onder andere om clustermunitie, kolenmijnen en tabaksfabrikanten.
- Integratie en impact. Bij het selecteren van bedrijven let het pensioenfonds niet alleen op de negatieve kant door bedrijven uit te sluiten die niet bij het pensioenfonds passen, maar selecteert het pensioenfonds ook juist wél bedrijven die goed presteren op het gebied van MVB (‘best-in-class’) of die een positieve bijdrage leveren aan de thema’s die het pensioenfonds belangrijk vindt (‘impact’).
- Stemmen. Het pensioenfonds wil dat de beheerders van de aandelenportefeuilles stemmen op een manier die in lijn ligt met het beleid. Het pensioenfonds maakt hierbij gebruik van advies van een gespecialiseerd stemadviesbureau en maken gebruik van de ‘ISS International Sustainability Proxy Voting Guidelines’.
- Dialoog. Met bedrijven waar het pensioenfonds wél in belegt, maar die niet voldoen aan de standaarden wordt de dialoog aangegaan om te proberen de prestaties te verbeteren. Als dit niet lukt is uitsluiting van de portefeuille een optie.
Verantwoording
Het pensioenfonds stelt jaarlijks een separaat MVB-jaarverslag op over de resultaten ten aanzien van engagement, stembeleid, impact beleggen, etc. Dit is te vinden op de website van het pensioenfonds. Daarnaast communiceert het pensioenfonds zowel de resultaten als bepaalde vernieuwingen actief naar alle deelnemers, waaronder de pensioengerechtigden.
Beleggingsaanpak
In de beleggingsaanpak hanteert het pensioenfonds een vast proces van het stellen van doelstellingen, dat wil zeggen beleid vormen, implementeren en dit vervolgens evalueren.

Onder meer door middel van een ALM-studie bepaalt het pensioenfonds welke strategische beleggingsportefeuille het best aansluit bij de doelstellingen. Deze doelstellingen vormen een balans tussen de belangen van actieve en gewezen deelnemers alsmede pensioengerechtigden. In deze afweging spelen onder andere het premie-, pensioen- en indexatieresultaat een rol. De ALM-studie is een belangrijk hulpmiddel bij het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid, omdat het inzicht geeft in de rendements- en risicokarakteristieken van mogelijke beleidskeuzes. Medio 2023 is de laatste ALM-studie uitgevoerd, waarmee een aangepast strategisch beleid voor 2024 tot 2026 is opgesteld.
Het bestuur bepaalt het beleggingsbeleid en laat zich hierover adviseren door de beleggingscommissie en externe adviseurs, in het bijzonder de fiduciair manager (VLK IM).
In een ALM-studie onderzoekt het pensioenfonds het financierings- en beleggingsbeleid. Hierbij wordt gekeken naar de impact op beleidsmatige keuzes, op het risico op het moeten korten van pensioenen, de impact op de premiestelling en de mogelijkheid om in de toekomst pensioenen te verhogen (indexatie). Dit doet het pensioenfonds aan de hand van een groot aantal economische scenario’s die representatief zijn voor hoe de wereld er de komende vijftien jaar uit kan gaan zien.
Invulling van beleggingscategorie
Per beleggingscategorie maakt het pensioenfonds keuzes over hoe zij invulling geeft aan de categorie. Deze keuzes worden uitvoerig onderzocht en vastgelegd in investment cases en andere beleidsstukken. Centraal hierbij staat een goede verhouding tussen risico en rendement, maar dit is ook de plek in het proces waar MVB een grote rol speelt. Hieronder staat een toelichting per beleggingscategorie hoe hieraan vorm wordt gegeven.
Beleggingen in aandelen
Om risico’s te beperken spreidt het pensioenfonds de aandelenbeleggingen wereldwijd. Daarnaast is er onderscheid tussen verschillende regio’s en lange termijn beleggingen. Dit doet het pensioenfonds om verschillende redenen, zoals een beter risico-rendement, en ook maatschappelijke betrokkenheid.
De wereldwijde aandelenbeleggingen kennen een actieve en een passieve benadering. De Europese beleggingen in beleggingsfondsen worden uitsluitend passief beheerd.
In 2024 heeft het pensioenfonds besloten afscheid te nemen van twee fondsen, beide gericht op beleggingen op de lange termijn. In beide gevallen waren de financiële resultaten teleurstellend, en in één geval sloot het duurzaamheidsprofiel ook niet voldoende meer aan bij de ambities van het pensioenfonds. Er wordt gestreefd naar het vinden van één nieuw fonds om wel voldoende spreiding over de verschillende accenten in de portefeuille te behouden. De verwachting is dat dit fonds in de eerste helft van 2025 in de portefeuille zal worden opgenomen.
Een investment case is een beleidsdocument waarin het pensioenfonds vastlegt en toetst waarom zij in een categorie wil beleggen en waarom zij denkt dat dit passend is bij de missie, visie en doelstellingen. Ook legt het pensioenfonds hier vast onder welke voorwaarden en op welke manier zij in een categorie belegt. Deze nieuwe aanpak waarborgt de consistentie in het beleid en de transparantie van gemaakte keuzes.
Actief beleggen is een strategie van beleggen waarin wordt geprobeerd een hoger rendement te halen dan de op dat moment huidige marktindex.
Passief beleggen houdt in dat een belegger ernaar streeft zo goed mogelijk het rendement van de index te volgen.
Beleggingen in vastgoed en landbouwgrond
Het pensioenfonds belegt in niet-beursgenoteerd vastgoed. Dit doet het pensioenfonds in Europa (80%) en Noord-Amerika (20%). Tot 2024 had het pensioenfonds ook nog een belegging in Australië in de portefeuille, maar deze is verkocht. De portefeuille met Europees vastgoed is momenteel sterk versplinterd over een groot aantal fondsen. Het streven is om deze portefeuille de komende jaren te vereenvoudigen en de kwaliteit te verbeteren.
Naast vastgoed belegt het pensioenfonds in landbouwgrond. Hierbij is duurzaamheid heel erg belangrijk. Zo kiest het pensioenfonds voor beleggingen die zich met name richten op lokale consumptie en die op plekken liggen waar zaken als waterschaarste geen probleem zijn. Ook hier is spreiding over de wereld en soorten beleggingen belangrijk. Zo belegt het pensioenfonds in Australië in avocado’s en in Portugal in olijven.
Beleggingen in vastrentende waarden
In vastrentende waarden wordt belegd door middel van obligaties en hypotheken.
Binnen de matchingportefeuille zijn dit met name staatsobligaties van hoogwaardige Europese landen, voornamelijk Nederland, Duitsland en Frankrijk. Deze hebben vooral als doel om een deel van de rentegevoeligheid van de verplichtingen van het pensioenfonds af te dekken.
Binnen de rendementsportefeuille zijn de beleggingen in vastrentende waarden gespreid over verschillende soorten obligaties om risico’s zo breed mogelijk te spreiden. Via bedrijfs- en high yield obligaties* en staatsobligaties uitgegeven door opkomende landen wordt een hoger rendement nagestreefd. Hierbij wordt wereldwijd in ongeveer 50 opkomende landen belegd. Voor staatsobligaties heeft het pensioenfonds een landenbeleid opgesteld, dat sinds 2023 is geïmplementeerd.
Een aanvulling op de hoogrentende categorieën is private debt. Dit zijn leningen die aan bedrijven worden verstrekt die te klein zijn om obligaties uit te geven maar die ook moeilijk bij banken terecht kunnen voor financiering. Banken hebben zich namelijk de laatste jaren steeds meer teruggetrokken uit de markt voor leningen aan kleinere bedrijven. Omdat leningen aan zulke bedrijven veel maatwerk vereist, is er vaak ook een goed rendement mee te behalen.
Tot slot belegt het pensioenfonds een groot deel van de portefeuille, zo’n 20%, in Nederlandse woninghypotheken. Woninghypotheken zijn om meerdere redenen goede beleggingen voor Nederlandse pensioenfondsen:
- Een hypotheek is een zeer tastbaar en maatschappelijk relevant product;
- Omdat hypotheken illiquide zijn, zijn ze voor individuele beleggers niet of nauwelijks interessant. Mede daardoor is de rente die voor hypotheken betaald wordt in verhouding tot het risico dat we als belegger lopen, zeer aantrekkelijk. Hypotheken dragen bij aan de afdekking van het renterisico, en vervullen daarmee een handige dubbelrol.
Het pensioenfonds verwacht in het nieuwe stelsel minder in hypotheken te gaan beleggen, ongeveer 10% van het totale vermogen. Om hier alvast op voor te sorteren begint het pensioenfonds in 2025 al met de afbouw van deze positie.
* Obligaties met een hoger rendement vanwege een lagere kredietwaardigheid.
2.6.2. Beleggingsresultaten
In dit hoofdstuk staat een toelichting op de beleggingsresultaten. De beleggingsportefeuille van het pensioenfonds bestaat voor een belangrijk deel uit beleggingen waar het pensioenfonds het risico loopt: DB- beleggingen (defined benefit). Daarnaast is er een beleggingsportefeuille voor de saldo’s van de regeling IPS en de beschikbare premieregeling (BPR) waarvan het risico voor de beleggingsresultaten bij de deelnemers ligt.
Marktontwikkelingen
Terugblik economie en financiële markten 2024
2024 was een sterk jaar op financiële markten. Economische groei verraste positief en centrale banken verlaagden beleidsrentes. De beste rendementen werden behaald met ‘gewone’ aandelen in ontwikkelde markten. De enige categorie met een negatief rendement was onroerend goed in Europa.
Aandelen
Aandelen kenden opnieuw een zeer goed jaar, met ruim 16% rendement voor ontwikkelde landen en ruim 12% voor opkomende landen. Aandelen in Noord-Amerika voerden net als in 2023 de ranglijst aan en deze werden sterk gedreven door de grote technologieaandelen (zoals de ‘Magnificent Seven’). Andere aandelenregio’s stegen (in euro’s gemeten) met 9% of meer, waaronder ook opkomende markten na Chinese stimuleringsaankondigingen in september 2024 en ondanks zorgen omtrent invoertarieven.
Onroerend goed
Onroerend goed kende opnieuw een moeilijk jaar in 2024. De hogere rente drukt nog altijd de waarde, omdat kopers meer geld kwijt zijn aan rentelasten. Dit werkt met vertraging door in de taxaties van het vastgoed in de portefeuille. Wel was duidelijk dat het grootste deel van de daling geweest is, de Europese portefeuille sloot het jaar af met een verlies van 1%. In Amerika zorgde de stijging van de dollar nog voor een lichte plus.
Landbouwgrond
Landbouwgrond rendeerde licht positief. Het rendement wordt nog altijd gedrukt door de beleggingen in Nieuw-Zeeland, omdat de schade van een tropische storm in 2023 nog steeds doorwerkt. Die beleggingen verloren bijna 12 procent in waarde, terwijl de rest van de portefeuille positieve rendementen noteerde.
Vastrentende waarden
Obligaties kenden een prima jaar in 2024. De ‘zwakste’ beleggingen waren staatsobligaties van opkomende landen, met zo’n 5% rendement. De sterkste waren de high yield bedrijfsobligaties: deze noteerden mede door de sterke dollar 14% rendement. Dit komt wel voor een groot deel door de daling van de rente: het pensioenfonds ziet al langere tijd dat deze obligaties eigenlijk te weinig extra rendement opleveren ten opzichte van veilige staatsobligaties voor het risico dat erbij hoort.
Vooruitblik macro-economie 2025
Economieën hebben veerkracht getoond gedurende de inflatiegolf en het restrictieve monetaire beleid van de afgelopen jaren, waarbij ruim fiscaal beleid heeft geholpen. Naar verwachting zal deze beleidsmix in 2025 veranderen: begrotingstekorten van overheden zullen niet veel verder oplopen of afnemen, terwijl beleidsrentes van centrale banken worden verlaagd. Economieën blijven hiermee voldoende op stoom om financiële markten te steunen, met name in de VS. Voor open economieën van Europa, Pacific en opkomende markten zorgen de eventuele invoerheffingen van de VS voor onzekerheid.
In de VS is de verwachting een zachte landing, waarbij de groei naar het trendmatige niveau tendeert, terwijl de inflatie kan afnemen door dalende loongroei. De mate waarin Trump zijn campagne-uitspraken doorvoert, is nog afwachten, maar door mogelijke inflatoire gevolgen (invoertarieven, migratiebeperkingen) is de verwachting in 2025 één renteverlaging van de Federal Reserve. De Europese economie laat twee gezichten zien, namelijk positieve tekenen rondom de consument tegenover zwakkere signalen van de industrie. Dit leidt tot een lager economisch groeivooruitzicht ten opzichte van de VS, maar wel een lichte versnelling ten opzichte van 2024. Met de inflatiegolf inmiddels verder achter ons en een naar verwachting minder krappe arbeidsmarkt, tezamen met het risico van minder vraag uit de VS door invoertarieven, voorziet het pensioenfonds in de loop van 2025 renteverlagingen van de Europese Centrale Bank (ECB) (in orde grootte van -1,0% in 2025). Na een lange periode van deflatie groeit de Japanse economie weer in nominale termen, waardoor de Bank of Japan in 2025 de rente verder kan verhogen. In opkomende markten is de verwachting voor 2025 een iets lager groeimomentum dan afgelopen jaar (2024: 4%). Dit wordt gedreven door China, waar de groei naar verwachting wat zal vertragen gegeven structurele uitdagingen rondom de vastgoedmarkt, deflatie en schulden bij lokale overheden. Wel zal er steun zijn van stimuleringsmaatregelen.
Resultaten DB-beleggingen
2024 was een zeer positief jaar op financiële markten. Met name aandelen deden het over de breedte zeer goed, al waren er enkele hobbels op de weg. Centrale banken leken van mening dat de inflatie voldoende was gedaald en begonnen met renteverlagingen.
Rente
De rente steeg in de eerste van 2024 gestaag. Omdat het pensioenfonds inmiddels meer duidelijkheid had over de transitie naar het nieuwe stelsel kreeg het beschermen van de invaardekkingsgraad een prominentere rol in de discussie. Eind juni is daarom de renteafdekking verhoogd van 70% naar 100%. Achteraf bezien was de timing van deze stap goed, want vanaf dat moment zette de rente een flinke daling in. Pas eind november keerde deze trend weer en steeg de rente snel naar het einde van het jaar. Maar per saldo lag de rente op 31 december ongeveer 0,20% lager dan een jaar eerder.
Aandelen
Aandelen kenden een uitzonderlijk goed jaar, terwijl 2023 ook al een enorme plus opleverde. Net als de afgelopen jaren waren een aantal grote technologiebedrijven in de VS verantwoordelijk voor een groot deel van het totale rendement. De hype rondom kunstmatige intelligentie en de dalende rente stuwden de koersen hard omhoog. De Chinese economie kwakkelt intussen, wat ervoor zorgt dat de index van opkomende landen wat achterbleef. Desalniettemin werd ook daar ruim 14% rendement gemaakt.
Vastgoed en landbouwgrond
Vastgoed kende in 2023 een slecht jaar, en in 2024 stabiliseerde dit. Een licht negatief rendement in Europa en een licht positief rendement in Amerika was het gevolg. Sectoren verschillen hierbij onderling flink.
Landbouwgrond sloot het jaar met een bescheiden plus af. Landbouwgrond is minder gevoelig voor economische factoren (voedsel is en blijft nodig), maar de schade in Nieuw-Zeeland als gevolg van noodweer enkele jaren geleden speelt de portefeuille nog flink parten.
Vastrentende waarden
Omdat de rente iets daalde leverden vastrentende waarden meer geld op dan je puur op basis van de stand van de rente zou verwachten. High yield bedrijfsobligaties deden het het best, staatsobligaties van opkomende landen het minst.
2024 Categorie |
Allocatie | Rendement | Benchmark | Relatief | |
---|---|---|---|---|---|
(€ x 1.000) | (%) na kosten | (%) | (%) | ||
Renteafdekking overlay | 1.736.262 | 20,9% | 28,0% | -7,1% | |
Liquiditeiten | 4.164 | 3,5% | 0,0% | 3,5% | |
Matching portefeuille | 1.740.426 | 21,1% | 28,0% | -6,9% | |
Aandelen ontwikkelde landen | 2.354.828 | 18,5% | 23,0% | -4,4% | |
Aandelen opkomende landen | 312.340 | 11,0% | 11,6% | -0,6% | |
Onroerend goed | 986.178 | 0,0% | 0,7% | -0,7% | |
Vastrentende waarden High Yield | 1.163.270 | 0,0% | 1,5% | -1,5% | |
Vastrentende waarden Inv. Grade | 3.499.735 | 5,3% | 5,0% | 0,4% | |
Valuta-afdekking | -72.082 | ||||
Liquiditeiten | 31.207 | -7,2% | 3,5% | -10,6% | |
Rendementsportefeuille | 8.275.477 | 7,5% | 8,4% | -0,8% | |
10.015.903 | |||||
Onder vorderingen en schulden opgenomen | -198.282 | ||||
Beleggingen volgens balans | 9.817.621 |
Resultaten individueel pensioensparen (IPS) en beschikbare-premieregeling (BPR)
De daling van de rente en stijgende aandelenkoersen zorgden voor positieve uitslagen voor alle leeftijdsgroepen in de IPS en BPR.
Eind 2024 bedraagt het in de Life Cycle depots belegd vermogen € 11,0 miljoen (2023: € 13 miljoen). In de Vrij beleggen depots bedraagt het belegd vermogen eind 2024 € 2,3 miljoen (2023: € 2,1 miljoen).
Life Cycle | Rendement | Benchmark | Relatief | Vrij beleggen | Rendement | Benchmark | Relatief |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Depot 1 | 17.4% | 21.6% | -4.2% | Depot A | 18.1% | 19.7% | -1.6% |
Depot 2 | 17.7% | 19.0% | -1.2% | Depot B | 12.5% | 14.0% | -1.5% |
Depot 3 | 15.0% | 16.4% | -1.4% | Depot C | 8.2% | 10.1% | -2,0% |
Depot 4 | 10.9% | 14.1% | -3.2% | Depot D | 1.5% | 1.5% | 0.0% |
Depot 5 | 11.2% | 12.0% | -0.7% | Depot E | 13.2% | 14.0% | -0.9% |
Depot 6 | 8.5% | 9.8% | -1.2% | Depot F | 3,9% | 3,8% | +0.1% |
Depot 7 | 7.2% | 7.7% | -0.4% | ||||
Depot 8 | 5.3% | 5.6% | -0.3% | ||||
Depot 9 | 3.3% | 3.5% | -0.0% | ||||
Depot 10 | 1.5% | 1.5% | 0.0% |
2.6.3. Maatschappelijk verantwoord beleggen
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de aanpak op gebied van MVB toegelicht. Het beleid zelf is toegelicht in hoofdstuk 2.6.1. Het volledige MVB jaarverslag is separaat gepubliceerd op de website van het pensioenfonds.
Hoe de activiteiten ten aanzien van MVB zich vertalen is verder terug te zien in de resultaten van het jaarlijkse onderzoek van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO). In het VBDO-onderzoek over 2023/2024 heeft het pensioenfonds een score van 3,3 (op een schaal van 5) gehaald. Hiermee staat het pensioenfonds op de 16e plaats van de VBDO-ranglijst, waar vorig jaar een 6e plaats behaald werd. De methodiek van VBDO was dit jaar flink veranderd ten opzichte van eerdere jaren, wat de daling deels verklaart. Een hoge positie in de VBDO ranglijst is voor het pensioenfonds nu geen doel op zich, en de verandering in de methodiek van VBDO is voor het pensioenfonds aanleiding om met nieuwe aandacht te kijken naar het belang en toegevoegde waarde van deze benchmark. Het pensioenfonds wil immers altijd graag leren van aanbevelingen van anderen, maar moet ook zorgen dichtbij de doelstellingen en wensen die aansluiten bij de belevingswereld van de eigen deelnemers te blijven.
MVB-doelstellingen
Het pensioenfonds heeft een set ‘key performance indicators’ (KPI’s) gedefinieerd om de voortgang ten aanzien van MVB concreet te kunnen volgen. Dit zijn:
Toelichting PAB doelstelling
Specifiek op het gebied van klimaat is het pensioenfonds in 2021 bezig geweest het beleid te concretiseren. Hierbij is er voor beleggers houvast in de vorm van zogenaamde “klimaatbenchmark”. De belangrijkste is de zogeheten PAB. Bij deze benchmark wordt uitgegaan van de reducties die nodig zijn om de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs van een maximale opwarming van 2 graden Celsius. Volgens deze benchmark wordt de CO2- uitstoot in 2020 met 50% gereduceerd, en vervolgens jaarlijks met 7% omlaag gebracht ten opzichte van het jaar ervoor. Voor 2024 betekent dit dat de norm is om nog maar 35% (=0,93^5 * 50%) uit te stoten van wat in 2020 ‘de norm was’. Voor de liquide beleggingen voldoet het pensioenfonds momenteel aan dit doel, met een voetafdruk van ongeveer 20-23% van het niveau van de markt als geheel in 2020.
Een uitgebreidere rapportage over de voortgang ten opzichte van alle KPI’s per ultimo 2024 staat in het MVB- jaarverslag.
Portefeuille ontwikkelingen
In 2024 heeft het pensioenfonds in vergelijking met voorgaande jaren beperkte wijzigingen doorgevoerd.
* De vastgoedportefeuille vindt niet langer plaats via één groot fonds met daarin verschillende fondsen, maar met een eigen mandaat. Dit moet de grip op de portefeuille vergroten, wat ook tot concretere mogelijkheden qua duurzaamheid moet leiden. Een voorbeeld is het opnemen van zorgvastgoed.
* Het pensioenfonds heeft afscheid genomen van twee aandelenmanagers. Eén voldeed niet aan de duurzaamheidseisen van het pensioenfonds, de ander voldeed hier wel aan maar kende teleurstellende financiële prestaties. In de eerste helft van 2025 zal een nieuwe actieve aandelenmanager aan de portefeuille worden toegevoegd.
2.7. Communicatie
In 2024 heeft het pensioenfonds invulling gegeven aan communicatie volgens het strategisch communicatiebeleid. Dit sluit aan op de algemene doelstellingen van het pensioenfonds, zoals beschreven in hoofdstuk 2.1. Met de communicatie draagt het pensioenfonds vooral bij aan de volgende algemene doelstelling: ‘inzicht geven in pensioen, zorgen dat verwachtingen realistisch zijn en dat deelnemers weten wanneer en hoe ze in actie moeten komen. En dat zij makkelijk met het pensioenfonds in contact kunnen komen.’
Het pensioenfonds verdiept zich in de voorkeuren van de bij het pensioenfonds betrokken belanghebbenden. Ze betrekt deze voorkeuren bij het bepalen van de strategische doelstellingen en beleidsuitgangspunten. Het pensioenfonds gaat daarover met de belanghebbenden in gesprek en rapporteert hierover jaarlijks in het jaarverslag.
In het strategisch communicatiebeleid staan twee doelen centraal: zelfredzaamheid en de relatie met het pensioenfonds. In aanvulling op de reguliere communicatie heeft het pensioenfonds deelnemers voorbereid op de veranderingen die het gevolg zijn van de pensioenhervorming. Verderop staat hoe het pensioenfonds hier invulling aan heeft gegeven. Aan het einde van dit hoofdstuk staan de ontwikkelingen op het gebied van communicatie.
2.7.1. Strategische communicatiedoelen
De twee strategische communicatiedoelen worden hieronder verder toegelicht,
Zelfredzaamheid wil zeggen dat deelnemers inzicht hebben in hun pensioen en ondernemen actie als dat nodig is. Het pensioenfonds richt zich daarbij op het:
* bevorderen van digitale vaardigheden;
* inzicht geven in de eigen pensioensituatie en keuzes;
* aanzetten tot actie als de deelnemer dit zelf nodig vindt.
Voor een goede relatie van de deelnemers richt het pensioenfonds zich op het:
* vergroten van tevredenheid en vertrouwen;
* betrekken van de werkgever bij de communicatie;
* vergroten van de bereikbaarheid;
*verantwoorden van de beleggingen.
Per punt staat hieronder een toelichting van hoe het pensioenfonds hier invulling aan heeft gegeven.
Acties ter invulling van de communicatiedoelstellingen
Bevorderen van digitale vaardigheden
Om deelnemers te helpen informatie sneller te vinden, lanceerde het pensioenfonds in 2023 al een volledig nieuwe website. Deze website heeft een logischere indeling, gebaseerd op onderzoek onder deelnemers. En is continu onderhevig aan wijzigingen om deze site te verbeteren. Ook in 2024 heeft het pensioenfonds verbeteringen doorgevoerd om informatie eenvoudiger vindbaar te maken. Daarnaast biedt het pensioenfonds videogesprekken aan. In deze gesprekken kunnen deelnemers met een pensioenspecialist in gesprek over hun eigen pensioen. Deze optie is in 2024 onder andere opgenomen in de voorbrief van het uniform pensioenoverzicht (UPO).
Inzicht in eigen pensioensituatie en keuzes vergroten
Jaarlijks ontvangen miljoenen deelnemers UPO. Hiermee krijgen zij en hun nabestaanden inzicht in hun pensioensituatie, nu én later. Veel deelnemers vinden het UPO moeilijk te begrijpen. En hebben er veel vragen over. Daarom heeft het pensioenfonds het UPO in 2024 herschreven. Uit het onderzoek dat het pensioenfonds daarna heeft uitgevoerd blijkt dat deelnemers het nieuwe UPO makkelijker leesbaar en begrijpelijker vinden. En belangrijker: ze komen erdoor in actie voor hun pensioen.
Aanzetten tot relevante actie
Naast het herschrijven van het UPO, richtte het pensioenfonds zich ook op activatie. Om deelnemers aan te zetten tot actie, heeft het pensioenfonds een combinatie van uitingen en activiteiten opgezet, zoals een speciaal spreekuur voor het bespreken van het UPO en een webinar over het UPO. Het aantal bezoekers aan een fysiek spreekuur of videogesprek steeg daarnaast flink in 2024. Bij het spreekuur steeg dit van 8 in het tweede kwartaal van 2023 naar 23 in tweede kwartaal van 2024. Dit is het kwartaal waarin deelnemers het UPO ontvangen. Het aantal videogesprekken ging zelfs van 4 naar 27. Deze gesprekken kregen een gemiddelde beoordeling van een 9,3. Van de 661 kijkers van het nieuwe webinar gaf 74% een cijfer 8 of hoger. Ook het aantal bezoeken aan de pensioenplanner nam na verzending van het UPO in 2024 toe met 93% ten opzichte van 2023.
Ook heeft het pensioenfonds deelnemers op andere manieren aangezet tot actie. Via meerdere gesegmenteerde digitale nieuwsbrieven riep het pensioenfonds op om te kijken naar de eigen pensioensituatie. Daarnaast heeft het pensioenfonds met de campagne Inzicht 60+ deelnemers tussen de 60 en pensioenleeftijd aangezet om zich te verdiepen in hun pensioen en de keuzes die zij hebben in het proces van pensioneren.
In 2024 heeft het pensioenfonds daarnaast ingezet op het verbeteren van de klantbediening. Dit heeft het pensioenfonds gedaan aan de hand van zogeheten klantreizen. Deze klantreizen zijn door onze uitvoeringsorganisatie onderzocht op mogelijke verbeterpunten en samen met hen heeft het pensioenfonds hierop wijzigingen in de klantbediening doorgevoerd. De campagne ‘Wat is er geregeld voor uw nabestaanden?’ is bijvoorbeeld specifiek ontwikkeld naar aanleiding van dit onderzoek. In deze digitale mailing legt het pensioenfonds uit wat er voor de partner en eventuele kinderen van de deelnemer geregeld is bij overlijden. De deelnemer werd opgeroepen om mijnpensioenoverzicht.nl te bezoeken en actie te ondernemen indien nodig. Een andere verbetering is dat het pensioenfonds proactief telefonisch contact opneemt met deelnemers die arbeidsongeschikt zijn geworden om uitleg te geven over de gevolgen voor hun pensioen. Ook neemt het pensioenfonds contact op met nabestaanden van deelnemers die zijn overleden om hen te helpen in deze moeilijke tijd.
Vergroten van tevredenheid en vertrouwen
Bij alle acties werkt het pensioenfonds aan deze doelstelling. Extra acties waren dit jaar algemene digitale nieuwsbrieven waarin gecommuniceerd werd over nieuwswaardige onderwerpen over het fonds. Ook het interactief verkort jaarverslag 2023 werd in 2024 op de website gepubliceerd. Hiermee krijgen alle stakeholders en doelgroepen op een eenvoudige en overzichtelijke wijze inzicht in de belangrijkste feiten van het pensioenfonds.
Doordat het pensioenfonds in 2026 over wil gaan op de nieuwe pensioenregeling werd het transitieplan in 2024 door sociale partners definitief gemaakt. Dit werd in drie lagen gecommuniceerd naar de deelnemer. Laag één was een digitale mailing met onderstaande infographic over de belangrijkste veranderingen.

Aansluitend heeft het pensioenfonds samen met de sociale partners een webinar over de nieuwe pensioenregeling georganiseerd. Tijdens dit webinar werd verteld wat er gaat veranderen en wat hetzelfde blijft. Ook besprak het pensioenfonds wat de deelnemer van de veranderingen gaat merken, wat er gebeurt met de huidige pensioenen en op welke momenten de deelnemer meer informatie krijgt.
Verder werden verkiezingen voor het VO gehouden, waar deelnemers konden stemmen op twee nieuwe VO-leden. Eén lid namens actieven en één namens pensioengerechtigden. Deelnemers hadden ook de mogelijkheid deel te nemen aan het tevredenheidsonderzoek van het pensioenfonds. Om de twee jaar doet het pensioenfonds een breed onderzoek onder deelnemers. Hiermee worden de strategische doelstellingen geëvalueerd. In 2019 vond de 0-meting plaats en in 2024 de 3-meting. De resultaten werden aan de deelnemers gecommuniceerd door middel van onderstaande infographic.
Betrekken van werkgever
Bij verschillende acties trok het pensioenfonds samen op met de werkgever. Zo deelde PostNL regelmatig berichten van het pensioenfonds op het intranet of in de interne nieuwsbrief. Ook werd er samen met Young PostNL een bijeenkomst over 'pensioenen' georganiseerd.
Vergroten van de bereikbaarheid
Digitale pensioencommunicatie is duurzamer, efficiënter, sneller en daarnaast financieel voordeliger. Door middel van de campagne e-mailadressen wil het pensioenfonds de digitale bereikbaarheid van haar deelnemers verhogen. Er zijn 13.379 unieke deelnemers aangeschreven. Hiervan heeft bijna een vijfde een e-mailadres geregistreerd en kan het pensioenfonds hen nu makkelijker digitaal bereiken.
Verantwoorden van de beleggingen
In 2024 communiceerde het pensioenfonds regelmatig over duurzaam beleggen. Zo verstuurde het pensioenfonds een aantal digitale nieuwsbrieven met artikelen over MVB. In het tevredenheidsonderzoek werden een aantal vragen over MVB gesteld. Deze vragen gingen over klimaatneutraal per 2050, belangrijkste gebieden om in te beleggen en hoeveel rendement het mag kosten.
2.7.2. Ontwikkelingen pensioencommunicatie
Naast deze communicatieacties waren er in 2024 ook volop nieuwe ontwikkelingen op communicatiegebied. Bijvoorbeeld de nieuwe regels voor pensioen. Het pensioenfonds houdt hier rekening mee in de communicatie. Hieronder staat een beschrijving van deze vier ontwikkelingen.
1. Nieuwe regels voor pensioen
Eén van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van communicatie was het ingaan van de pensioenhervorming op 1 juli 2023. Het pensioenfonds vindt het belangrijk deelnemers hierover te informeren. Het pensioenfonds heeft de themapagina op de website met antwoorden op veel gestelde vragen in het afgelopen jaar actueel gehouden. Daarnaast heeft het pensioenfonds deelnemers via de nieuwsbrief op de hoogte gehouden van de laatste ontwikkelingen. In juli 2024 was het transitieplan definitief en heeft het pensioenfonds dit gecommuniceerd door middel van een digitale mailing. Aansluitend is in september 2024 een webinar georganiseerd voor alle deelnemers om ze te informeren over de nieuwe pensioenregeling.
2. Duidelijke pensioencommunicatie
In 2023 heeft de Pensioenfederatie de leidraad ‘onze taal op groen’ gepubliceerd. Hierin staat welke woorden wel of niet bijdragen aan duidelijkere pensioencommunicatie. Deze leidraad helpt het pensioenfonds om duidelijker naar deelnemers te communiceren. In 2024 maakte het pensioenfonds zoveel mogelijk gebruik van deze leidraad. Onder andere bij het verbeteren van het UPO. In het kader hiervan is in mei ook een webinar georganiseerd voor actieven en slapers. Hierin werd uitleg gegeven over het UPO.
3. Indexatie
Eind 2023 was er in de media veel aandacht voor toeslagverlening bij pensioenfondsen. Er waren grote verschillen tussen de verschillende fondsen. Het pensioenfonds en sociale partners merkten dat deelnemers hier veel vragen over hadden. Door in december 2023 al te communiceren over de toeslag, in plaats van pas in januari 2024 (zoals gebruikelijk was in voorgaande jaren), gaf het pensioenfonds pensioengerechtigden eerder inzicht in hun financiële situatie. Ook in 2024 heeft het pensioenfonds weer in december, in plaats van in januari 2025, gecommuniceerd over het verhogen van de pensioenen.
4. Voorkeuren belanghebbenden
De nieuwe Code Pensioenfondsen vraagt om rekening te houden met voorkeuren van belanghebbenden bij onder andere de missie, visie en strategie. Het pensioenfonds vindt het belangrijk om inzicht te hebben in de voorkeuren van belanghebbenden. Dit zodat het pensioenfonds deze voorkeuren kan meewegen in het vormgeven van beleid, of het nemen van besluiten. Het pensioenfonds verdiept zich op verschillende manieren in deze voorkeuren. Tweejaarlijks vindt er een deelnemerstevredenheidsonderzoek plaats. Dit heeft in juli 2024 weer plaatsgevonden. In dit onderzoek is er dit jaar speciaal aandacht besteed aan duurzaamheidsvoorkeuren. Ook heeft er een risicopreferentieonderzoek plaatsgevonden in mei 2024. Dit onderzoek is gehouden om de risicovoorkeuren van deelnemers mee te kunnen nemen in het vormgeven van de nieuwe pensioenregeling.
2.8. Deelnemersbestand
Stand ultimo verslagjaar 2023 | Bij | Af | Stand ultimo verslagjaar 2024 | |
Deelnemers, actief en voortgezet | 18.626 | 2.636 | 3.528 | 17.734 |
Gewezen deelnemers | 38.775 | 3.406 | 3.524 | 38.657 |
Pensioengerechtigden | 35.274 | 2.734 | 1.489 | 36.519 |
waarvan: | ||||
(tijdelijk) Ouderdomspensioen | 26.721 | 1.991 | 995 | 27.717 |
Arbeidsongeschiktheidspensioen | 508 | 17 | 76 | 449 |
Partnerpensioen | 7.940 | 710 | 403 | 8.247 |
Wezenpensioen | 105 | 16 | 15 | 106 |
Totaal: | 92.675 | 8.776 | 8.541 | 92.910 |
2.9. Kosten
Kengetallen kosten
2024 | 2023 | 2022 | 2021 | 2020 | |
---|---|---|---|---|---|
Uitvoeringskosten pensioenbeheer (in euro per deelnemer) |
€ 159 | € 144 | € 146 | € 144 | € 138 |
Uitvoeringskosten (in % van gemiddeld belegd vermogen) |
0,09% | 0,09% | 0,08% | 0,07% | 0,07% |
Vermogensbeheerkosten (in % van gemiddeld belegd vermogen) |
0,43% | 0,44% | 0,42% | 0,43% | 0,45% |
Totale kostenratio (som van uitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten in % van gem. belegd vermogen) | 0,52% | 0,52% | 0,50% | 0,50% | 0,52% |
Transactiekosten (in % van gemiddeld belegd vermogen) |
0,04% | 0,07% | 0,11% | 0,12% | 0,13% |
Overeenkomstig de aanbevelingen van de Pensioenfederatie zijn de kosten van pensioenuitvoering ook als percentage van het gemiddeld belegd vermogen opgenomen. Daarnaast is een totale kostenratio opgenomen bestaande uit de som van pensioenuitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten (exclusief transactiekosten) ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen.
Uitvoeringskosten pensioenbeheer
De reguliere uitvoeringskosten per deelnemer zijn de afgelopen vijf jaar licht gestegen.
Een deel van de kosten bestaat uit kosten die deels betrekking hebben op pensioenuitvoering en deels op vermogensbeheer. Deze kosten zijn op basis van een verdeelsleutel toegerekend. Dit geldt bijvoorbeeld voor kosten voor bestuur en commissies, externe adviseurs en toezichthouders. In 2024 bedraagt het deel van de kosten dat toegerekend is aan vermogensbeheer € 2.605 duizend (2023: € 2.567 duizend). Deze kosten zijn bij de vermogensbeheerkosten verantwoord onder de categorie Algemeen.
De bruto pensioenuitvoeringskosten zijn met € 931 duizend gestegen ten opzichte van voorgaand jaar (2024: € 11.248 duizend en 2023: € 10.317 duizend). Deze stijging is mede het gevolg van de kosten die zijn gemaakt in verband met voorbereidingen op de pensioenhervorming (2024: € 781 duizend en 2023: € 472 duizend). De netto kosten zijn wat lager (2024: € 8.644 duizend en 2023: € 7.750 duizend), doordat een relatief hoger bedrag aan de kosten van vermogensbeheer is toegerekend. De gemiddelde kosten per deelnemer zijn gestegen van € 144 over 2023 naar € 159 over 2024. Exclusief de kosten verband houdend met de voorbereidingen op de pensioenhervorming zijn gemiddelde kosten per deelnemer lager (2024: € 145 en 2023: € 135).
Vermogensbeheerkosten
De vermogensbeheerkosten bestaan uit twee onderdelen namelijk de directe en de indirecte kosten. De directe kosten zijn (algemene) kosten die rechtstreeks gefactureerd en betaald worden. De indirecte kosten daarentegen zijn kosten die worden gemaakt door onderliggende beleggingsfondsen en zijn opgenomen als onderdeel van rendement en/of waardebepaling bij de bijbehorende asset categorie.
De totale kosten van vermogensbeheer bedragen over 2024 € 46,8 miljoen tegenover € 46,1 miljoen over 2023.
Directe vermogensbeheerkosten
De directe vermogensbeheerkosten bestaan uit de volgende posten:
- Beheervergoeding: Dit is een vaste beheervergoeding voor het operationeel vermogensbeheer per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie.
- Indien van toepassing: performance fee: Dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor het beter presteren dan de benchmark, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele negatieve relatieve rendementen uit de vorige jaren.
- Vergoeding advies, administratie en rapportage: Dit is de vergoeding voor de integrale dienstverlening conform de uitbestedingsovereenkomst.
- Vergoeding fiduciair adviseur.
- Overige directe kosten: Dit betreft onder andere de kosten van dienstverlening, derivaten en de kosten van het MVB beleid.
- Toegerekende kosten van het pensioenfondsbestuur, waaronder kosten van toezicht.
Indirecte vermogensbeheerkosten
De indirecte vermogensbeheerkosten bestaan uit kosten die worden gemaakt binnen de onderliggende beleggingsfondsen. Deze bestaan uit de volgende posten:
- Beheervergoeding externe managers: Dit is een (basis) vergoeding per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie.
- Performance fee externe managers: Dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor het beter presteren dan de benchmark door een manager, waar en wanneer relevant.
- Overige kosten: Dit betreft onder andere de vergoeding van de bewaarbank, administratiekosten, accountantskosten en juridische kosten.
De kosten vermogensbeheer worden gerapporteerd in euro en als percentage van het gemiddelde van het totaal belegd vermogen. Voor het niet-beursgenoteerde vastgoed zijn de kosten vermogensbeheer gebaseerd op een schatting. De schattingen zijn gebaseerd op opgaven van externe managers van kosten in onderliggende beleggingsstructuren. Voor de overige beleggingscategorieën is het aandeel aan geschatte kosten beperkt. De volgende tabel geeft de kosten per beleggingscategorie weer.
Vermogensbeheer en transactiekosten
2024 | 2024 | 2023 | 2023 | |
x € 1.000 | % gemiddeld belegd vermogen | x € 1.000 | % gemiddeld belegd vermogen | |
Kosten vermogensbeheer | ||||
Algemeen | 6.843 | 0,07% | 6.010 | 0,07% |
Aandelen | 5.631 | 0,06% | 5.023 | 0,06% |
Vastrentende waarden | 14.236 | 0,15% | 16.211 | 0,18% |
Vastgoed | 7.598 | 0,08% | 6.482 | 0,07% |
Derivaten | 1.504 | 0,02% | 1.401 | 0,02% |
Overige | 5.111 | 0,05% | 4.655 | 0,05% |
Totaal | 40.923 | 0,43% | 39.782 | 0,44% |
Transactiekosten | ||||
Aandelen | 1.405 | 0,01% | 3.282 | 0,04% |
Vastrentende waarden | 1.736 | 0,02% | 2.621 | 0,03% |
Vastgoed | - | 0,00% | 8 | 0,00% |
Derivaten | 547 | 0,01% | 442 | 0,00% |
Totaal | 3.688 | 0,04% | 6.353 | 0,07% |
Onderdeel van de kosten van vermogensbeheer zijn ook performance gerelateerde vergoedingen die aan vermogensbeheerders betaald moeten worden als het rendement van een bepaalde belegging hoger is dan de norm (meestal de markt). In 2023 bedroeg deze performance gerelateerde vergoeding, die voornamelijk op vastgoedbeleggingen betrekking had 2 basispunten. In 2024 is de performance vergoeding lager en bedraagt 0,1 basispunt. Op de totale beheerkosten was dit dus zeer beperkt.
De transactiekosten waren opnieuw lager dan vorig jaar, met ongeveer 4 basispunten. In 2024 was net als in 2023 het aantal wijzigingen in de portefeuille beperkter dan in de jaren tot en met 2022, wat voor lagere transactiekosten zorgt.
Vergelijking kosten met benchmark
Het pensioenfonds beoordeelt periodiek hoe de uitvoeringskosten van het pensioenfonds zich verhouden tot vergelijkbare pensioenfondsen. Over 2024 heeft het pensioenfonds deelgenomen aan het Bell Kostenbenchmarkonderzoek via Kring de Wit.
Uit het Bell Kostenbenchmarkonderzoek blijkt dat het fonds het goed doet ten opzichte van de peergroup. De pensioenuitvoeringskosten en gecorrigeerde vermogensbeheerkosten zijn lager dan de peergroup. De transactiekosten en gemiddelde totale kostenratio zijn gelijk met onze peergroup.
Kosten beschikbare premie regeling & individueel pensioensparen
De deelnemer met een BPR of IPS betaalt geen aan- en/of verkoopkosten. De beleggingskosten worden direct verrekend in het rendement. Deze kosten zijn afhankelijk van het depot waarin wordt belegd.
Life Cycle | 2024 | 2023 | Vrij beleggen | 2024 | 2023 |
---|---|---|---|---|---|
Depot 1 | 0,4% | 0,4% | Depot A | 0,3% | 0,3% |
Depot 2 | 0,3% | 0,3% | Depot B | 0,3% | 0,3% |
Depot 3 | 0,3% | 0,3% | Depot C | 0,4% | 0,4% |
Depot 4 | 0,3% | 0,3% | Depot D | 0,3% | 0,3% |
Depot 5 | 0,3% | 0,3% | Depot E | 0,3% | 0,3% |
Depot 6 | 0,3% | 0,3% | Depot F | 0,1% | 0,1% |
Depot 7 | 0,3% | 0,3% | |||
Depot 8 | 0,3% | 0,3% | |||
Depot 9 | 0,3% | 0,3% | |||
Depot 10 | 0,3% | 0,3% | |||
Doorbeleggen Depot 7 | 0,3% | 0,3% |
2.10. Actuele ontwikkelingen
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste externe ontwikkelingen voor de komende periode besproken die van invloed kunnen zijn op het beleid van het pensioenfonds.
Wet toekomst pensioenen
De Wtp is op 1 juli 2023 in werking getreden. Voor veel wijzigingen in de Pensioenwet geldt dat die pas effectief worden, zodra de pensioenuitvoerder de pensioenregeling aanpast conform de Wtp. Voor pensioenfondsen, en ook voor ons pensioenfonds, betekent dat veelal een overgang naar de SPR.
De overgangstermijn is met een jaar verlengd en loopt tot 1 januari 2028. Op die datum zouden alle pensioenuitvoerders moeten zijn overgegaan naar de nieuwe pensioenregeling en zouden pensioenfondsen, als zij daarvoor hebben gekozen, bestaande aanspraken en rechten hebben omgezet (ingevaren) naar de nieuwe regeling.
Verschillende pensioenfondsen hebben inmiddels hun transitieplan gepubliceerd. Daarin staan enkele hoofdlijnen van de nieuwe pensioenregeling, zoals sociale partners die hebben afgesproken. Veel pensioenfondsen hebben inmiddels een (voorlopige) keuze gemaakt maar veel details zullen nog moeten worden ingevuld. In de loop van 2024 is er meer duidelijkheid gekomen over enkele belangrijke onderdelen van de solidaire premieregeling, zoals over de invulling van de collectieve uitkeringsfase. Voor de nadere invulling van het uniforme kindbegrip en enkele andere aanpassingen in de Pensioenwet wordt in 2025 een wetsvoorstel ingediend.
In 2025 zijn de eerste drie pensioenfondsen (“koplopers”) overgegaan naar het nieuwe stelsel. Het is niet uit te sluiten dat er op onderdelen nog wijzigingen in de Wtp aangebracht zullen worden. Zo wordt er al enige tijd gesproken over een collectief instemmingsrecht bij het invaarbesluit.
Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding
De opvolger van de huidige Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wps) zou oorspronkelijk op 1 januari 2021 in werking treden. Voordat de wet in behandeling kwam in de Tweede Kamer, werd de invoering door de komst van de Wtp al uitgesteld.
De Wps wordt ingevoerd aan het einde van de periode waarin pensioenuitvoerders kunnen overgaan naar een nieuwe pensioenregeling. Dit betekent inmiddels uitstel tot 1 januari 2028.
De Wtp zorgt voor veranderingen in het partnerpensioen en in het partnerbegrip, twee punten die de kern van de Wps raken.
Wetsvoorstel bedrag ineens
Al in 2021 heeft het parlement ingestemd met de Wet bedrag ineens, RVU (Regeling voor vervroegde uittreding) en verlofsparen. Onderdeel daarvan was dat een deelnemer aan een pensioenregeling het recht krijgt om bij pensioeningang 10% van de waarde van zijn aanspraken op ouderdomspensioen ineens te kunnen ontvangen. De pensioenuitvoerder moet daaraan meewerken.
De voorgenomen datum van inwerkingtreding is al diverse malen uitgesteld. Een aanpassing van het wetsvoorstel die het mogelijk maakt de uitbetaling uit te stellen naar de maand januari volgend op de pensioeningangsdatum, ligt voor behandeling bij de Eerste Kamer. Naar het zich nu laat aanzien zal de wet op 1 juli 2026 in werking treden.
Omroep Max
In 2024 werd het pensioenfonds verrast door Omroep Max, die in het programma Max Meldpunt aandacht besteedde aan het pensioen van oud-PTT’ers, zowel bij pensioenfonds PostNL als bij pensioenfonds KPN. De suggestie die Omroep Max wekte, is dat deelnemers te weinig pensioen ontvangen. Het pensioenfonds heeft dit nader onderzocht en heeft op dit moment geen indicaties voor deze gewekte suggestie. Het pensioenfonds is hier zeer alert op en zal hier in 2025 onverkort alert op blijven. De gesprekken met Omroep Max lopen. Het pensioenfonds laat zich hierin juridisch bijstaan.
Driebergen, 23 mei 2025
Het bestuur:
dhr. drs. P.G.J. Dorrestijn CPE (secretaris)
dhr. drs. B. Jolink RC CIRA
dhr. drs. S. Lahiri
mw. mr. drs. V.S. van der Meer MBA (voorzitter)
dhr. drs. L.J. van der Put
mw. E.M. Schoonderbeek
dhr. W.H. Steenpoorte, EMIM
mw. T. Stanoevska
dhr. C. Vlaar CPE
dhr. drs. E. Verweij CPE